ECLI:NL:CRVB:2023:2338
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.L. Noort
- S.S. Blok
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de weigering om terug te komen van een eerder besluit inzake de hoogte van het ouderdomspensioen op basis van AOW-verzekering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 december 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van de Sociale verzekeringsbank (Svb) om terug te komen van een eerder besluit van 20 december 2017. Dit besluit had geleid tot een korting van 44% op het ouderdomspensioen van appellant, omdat hij gedurende een aantal jaren niet verzekerd was voor de AOW. Na een herzieningsverzoek van appellant heeft de Svb de korting verlaagd naar 38%, maar appellant was het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld. De rechtbank Den Haag had eerder het beroep van appellant gegrond verklaard, maar de Svb had in het bestreden besluit geen nieuwe feiten of omstandigheden erkend die een herziening van het besluit rechtvaardigden.
De Raad heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de ingediende stukken van appellant, waaronder afschriften van rechterlijke beslissingen, geen nieuwe feiten of omstandigheden bevatten die de Svb zouden dwingen om het eerdere besluit te herzien. De Raad oordeelde dat de Svb terecht had vastgesteld dat appellant geen recht had op een hogere AOW-uitkering, omdat hij in de relevante periodes niet verzekerd was. De korting van 38% op het ouderdomspensioen blijft dan ook in stand. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, waarbij werd vastgesteld dat de Svb niet onterecht had gehandeld door het verzoek om herziening af te wijzen.
De uitspraak benadrukt het belang van nieuw gebleken feiten en omstandigheden in bestuursrechtelijke procedures en de rol van de Svb in het beoordelen van herzieningsverzoeken. De Raad heeft ook aangegeven dat de afwijzing van het herzieningsverzoek niet evident onredelijk was, en dat appellant geen recht heeft op vergoeding van proceskosten of terugbetaling van griffierecht.