In deze zaak heeft verzoeker hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 15 november 2022, waarbij hij betrokken was in een geschil met het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen op Zoom. Verzoeker heeft ook een verzoek om voorlopige voorziening ingediend. Tijdens de zitting op 21 februari 2023 is verzoeker niet verschenen, en op 7 maart 2023 is uitspraak gedaan op het verzoek om voorlopige voorziening en het hoger beroep. Deze uitspraak is later vervallen omdat de zittingsuitnodiging verzoeker niet had bereikt door een fout in het e-mailadres. De zaak is opnieuw behandeld op 13 juni 2023, waarbij verzoeker telefonisch deelnam. Op 24 juli 2023 heeft verzoeker wraking verzocht van de behandelend rechter en de ondersteunende juristen. De behandelend rechter heeft aangegeven niet in de wraking te berusten. De wrakingskamer heeft op 10 augustus 2023 zitting gehouden, maar verzoeker is niet verschenen. De wrakingskamer heeft overwogen dat de wraking van de ondersteunende juristen niet in behandeling kan worden genomen, omdat de wet hier geen ruimte voor biedt. Voor de wraking van de behandelend rechter is vastgesteld dat er geen objectieve aanwijzingen zijn voor vooringenomenheid. De vertraging in de uitspraak was het gevolg van een administratieve fout en niet van de rechter zelf. Daarom is het verzoek om wraking afgewezen.