Op 13 december 2023 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 22/3296 ZW. Deze uitspraak betreft een hoger beroep dat door appellante is ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 23 augustus 2022. De appellante, vertegenwoordigd door mr. E.S. Träger van ARAG Rechtsbijstand, heeft het hoger beroep ingetrokken na een gewijzigde beslissing op bezwaar van het Uwv op 7 juli 2023. Appellante verzocht de Raad om het Uwv te veroordelen in de proceskosten die zijn gemaakt in het hoger beroep. Het Uwv heeft aangegeven zich te kunnen vinden in de door appellante verzochte proceskosten.
De Raad heeft, onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht, besloten het onderzoek ter zitting achterwege te laten en het onderzoek te sluiten. De Raad overweegt dat, volgens artikel 8:75a van de Awb, het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten indien het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen. In dit geval is vastgesteld dat het Uwv volledig aan de bezwaren van appellante is tegemoetgekomen met de gewijzigde beslissing op bezwaar.
De Raad heeft de proceskosten in hoger beroep begroot op € 837,-, en het Uwv is tevens veroordeeld tot vergoeding van het door appellante betaalde griffierecht van € 136,-. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de rechters S.B. Smit-Colenbrander en griffier M.D.F. de Moor.