ECLI:NL:CRVB:2023:2359

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 december 2023
Publicatiedatum
13 december 2023
Zaaknummer
22/3296 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling na intrekking hoger beroep tegen Uwv

Op 13 december 2023 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 22/3296 ZW. Deze uitspraak betreft een hoger beroep dat door appellante is ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 23 augustus 2022. De appellante, vertegenwoordigd door mr. E.S. Träger van ARAG Rechtsbijstand, heeft het hoger beroep ingetrokken na een gewijzigde beslissing op bezwaar van het Uwv op 7 juli 2023. Appellante verzocht de Raad om het Uwv te veroordelen in de proceskosten die zijn gemaakt in het hoger beroep. Het Uwv heeft aangegeven zich te kunnen vinden in de door appellante verzochte proceskosten.

De Raad heeft, onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht, besloten het onderzoek ter zitting achterwege te laten en het onderzoek te sluiten. De Raad overweegt dat, volgens artikel 8:75a van de Awb, het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten indien het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen. In dit geval is vastgesteld dat het Uwv volledig aan de bezwaren van appellante is tegemoetgekomen met de gewijzigde beslissing op bezwaar.

De Raad heeft de proceskosten in hoger beroep begroot op € 837,-, en het Uwv is tevens veroordeeld tot vergoeding van het door appellante betaalde griffierecht van € 136,-. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de rechters S.B. Smit-Colenbrander en griffier M.D.F. de Moor.

Uitspraak

Datum uitspraak: 13 december 2023
22/3296 ZW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van
23 augustus 2022, 21/1359 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. E.S. Träger, jurist bij ARAG Rechtsbijstand, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft op 7 juli 2023 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Appellante heeft het hoger beroep ingetrokken en aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten in hoger beroep.
Het Uwv heeft gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen en meegedeeld zich te kunnen vinden in de door appellante verzochte proceskosten.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Vastgesteld wordt dat het Uwv bij de gewijzigde beslissing op bezwaar van 7 juli 2023 volledig aan de bezwaren van appellante is tegemoetgekomen.
Aangezien de rechtbank al een veroordeling in de proceskosten in eerste aanleg heeft uitgesproken, staan voor de Raad nog slechts ter beoordeling de in hoger beroep gemaakte kosten. Het Uwv wordt veroordeeld in de kosten die appellante in verband met de behandeling van het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 837,- in hoger beroep (1 punt voor het hoger beroepschrift).
Ook dient het Uwv het door appellante in hoger beroep betaalde griffierecht te vergoeden. De rechtbank heeft al bepaald dat het Uwv aan appellante het in beroep betaalde griffierecht dient te vergoeden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 837,-;
  • bepaalt dat het Uwv aan appellante het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 136,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, in tegenwoordigheid van M.D.F. de Moor als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 december 2023.
(getekend) S.B. Smit-Colenbrander
(getekend) M.D.F. de Moor