Uitspraak
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Samenvatting
Inleiding
Het oordeel van de Raad
Conclusie en gevolgen
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellant door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant heeft zich op 18 maart 2019 ziekgemeld en heeft een aanvraag voor een WIA-uitkering ingediend. Het Uwv heeft de mate van arbeidsongeschiktheid per 15 maart 2021 vastgesteld op 54,53%. Appellant is het niet eens met deze vaststelling en heeft hoger beroep ingesteld. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 1 november 2023, waarbij appellant via beeldverbinding aanwezig was, bijgestaan door zijn advocaat, mr. O. Labordus. Het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. G.J. Sjoer.
De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 7 april 2023, waarin het beroep van appellant ongegrond werd verklaard, in zijn beoordeling betrokken. De rechtbank had geoordeeld dat het Uwv de medische situatie van appellant niet zorgvuldig had ingeschat, maar de Raad kwam tot de conclusie dat het medisch onderzoek door het Uwv wel degelijk zorgvuldig was uitgevoerd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep had alle relevante medische informatie in zijn beoordeling meegenomen en er was geen aanleiding om andere of verdergaande beperkingen op te nemen.
De Raad bevestigde de vaststelling van de arbeidsongeschiktheid op 54,53% en wees het verzoek om schadevergoeding af. Appellant kreeg geen vergoeding voor proceskosten en het betaalde griffierecht werd niet teruggegeven. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 13 december 2023.