ECLI:NL:CRVB:2023:2385
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellant door het Uwv en de bevestiging van de rechtbank
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 december 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van het Uwv met betrekking tot zijn arbeidsongeschiktheid. Het Uwv had de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant per 4 februari 2021 vastgesteld op 45,92%. Appellant was het niet eens met deze vaststelling en had bezwaar gemaakt, maar het Uwv bleef bij zijn besluit. De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv niet-ontvankelijk en het beroep tegen een later besluit ongegrond. Appellant stelde hoger beroep in, waarbij hij aanvoerde dat zijn medische beperkingen onvoldoende waren meegenomen in de beoordeling.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op een zitting op 8 november 2023. Appellant was aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat, mr. N. Rastegar, terwijl het Uwv werd vertegenwoordigd door Y. Huisman. De Raad oordeelde dat het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid correct had vastgesteld. Appellant had geen objectieve medische gegevens ingebracht om de conclusies van de verzekeringsarts in twijfel te trekken. De Raad bevestigde dat de geselecteerde functies medisch geschikt waren voor appellant, ondanks zijn klachten.
De uitspraak van de Raad houdt in dat de eerdere beslissing van de rechtbank wordt bevestigd en dat appellant geen recht heeft op vergoeding van proceskosten of terugbetaling van griffierechten. De Raad benadrukte dat de beoordeling van arbeidsongeschiktheid gebaseerd is op een verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek, zoals vastgelegd in de Wet WIA.