Uitspraak
22.1379 WIA
OVERWEGINGEN
3 januari 2019 en haar aanvullende reactiebrief over de prognose overwogen. De deskundige heeft opgemerkt dat appellante lange tijd heeft vermeden hulp te zoeken en later een gestarte adequate behandeling te vroeg heeft afgebroken. Appellante heeft daarvoor als reden genoemd dat het beter met haar ging en zij het zelf wilde proberen. Zij heeft weinig inzicht in de onderhoudende factoren van haar boosheid en onvrede. Er lijkt ook een beperkte interne motivatie te zijn. Als het appellante en haar systeem lukt om zich te blijven inzetten voor verbetering en behandeling hoeft er geen sprake te zijn van een blijvende situatie van geen benutbare mogelijkheden, aldus de deskundige. Dat de deskundige de verwachting heeft uitgesproken dat appellante, ook bij een adequate behandeling, kwetsbaar zal blijven voor terugvallen, die mogelijk ook langere tijd (langer dan drie maanden) kunnen duren, doet hier niet aan af. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft naar voren gebracht dat hiermee niet is gegeven dat sprake is van een sterk wisselende belastbaarheid, mede nu de verwachting dat appellante zal uitvallen niet verder is ingevuld. De Raad heeft geen aanleiding gezien het standpunt van de verzekeringsarts niet te volgen.