ECLI:NL:CRVB:2023:2403
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van WIA-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de herziening van de WIA-uitkering van appellant door het Uwv, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 35% tot 45%. Appellant, die voorheen als operator in een kaasfabriek werkte, heeft bezwaar gemaakt tegen deze herziening, omdat hij meent dat zijn medische beperkingen niet correct zijn beoordeeld. De rechtbank heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarna hij in hoger beroep is gegaan. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat het Uwv de herziening van de WIA-uitkering terecht heeft doorgevoerd. De Raad oordeelt dat de medische en arbeidskundige beoordelingen van het Uwv voldoende onderbouwd zijn en dat appellant niet heeft aangetoond dat zijn beperkingen zwaarder zijn dan door het Uwv is vastgesteld. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en laat de herziening van de WIA-uitkering in stand.