Uitspraak
ZW-uitkering gebleven.
Appellante heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
OVERWEGINGEN
SamenvattingHet gaat in deze zaak over de vraag of het Uwv terecht de ZW-uitkering van appellante per29 november 2020 heeft beëindigd. Volgens appellante was zij toen door haar (medische) beperkingen niet in staat om functies te verrichten zodat zij onveranderd recht heeft op een ZW-uitkering. De Raad volgt dit standpunt niet en komt tot het oordeel dat het Uwv deZW-uitkering terecht heeft beëindigd.
Inleiding
14 februari 2020 is haar dienstverband geëindigd. Het Uwv heeft appellante een uitkering op grond van de ZW toegekend. In het kader van een eerstejaars ZW-beoordeling heeft appellante een telefonisch spreekuur gehad met een verzekeringsarts. Deze arts heeft appellante belastbaar geacht met inachtneming van de beperkingen die zijn neergelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 8 oktober 2020. Een arbeidsdeskundige heeft vastgesteld dat appellante niet meer geschikt is voor haar laatste werk. De arbeidsdeskundige heeft vervolgens voor appellante functies geselecteerd. Het Uwv heeft bij besluit van
28 oktober 2020 de ZW-uitkering van appellante met ingang van 29 november 2020 beëindigd, omdat appellante meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd.
Het oordeel van de Raad
6 november 2023 waarin een behandeling wordt bevestigd, maakt dit niet anders. Deze brief beschrijft een behandeling die is gestart ruim na de datum in geding en geeft geen informatie over de datum in geding.