ECLI:NL:CRVB:2023:2432

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 december 2023
Publicatiedatum
21 december 2023
Zaaknummer
22/1769 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling na intrekking hoger beroep in sociale zekerheidszaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 december 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het hoger beroep was ingesteld door mr. B.M. Voogt namens appellant, die in eerste instantie bezwaar had gemaakt tegen een beslissing van het Uwv. Op 12 december 2022 had het Uwv een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarna het onderzoek ter zitting op 26 oktober 2022 heeft plaatsgevonden. Appellant was aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat, terwijl het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. L.J.M.M. de Poel. Na een schorsing van het onderzoek heeft het Uwv op 12 mei 2023 een nieuwe beslissing op bezwaar genomen, die aanleiding gaf tot de intrekking van het hoger beroep door appellant op 4 juli 2023. Appellant verzocht de Raad om het Uwv te veroordelen in de proceskosten, waarop het Uwv geen bezwaar maakte.

De Raad heeft in zijn overwegingen artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) toegepast, dat bepaalt dat indien het bestuursorgaan tegemoetkomt aan de indiener van het beroepschrift, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener in de kosten kan worden veroordeeld. De Raad heeft geoordeeld dat het Uwv in de proceskosten van appellant moet worden veroordeeld, die zijn begroot op € 2.116,26, inclusief reiskosten en griffierecht. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

Datum uitspraak: 13 december 2023
22/1769 WIA, 23/561 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 22 april 2022, 20/3605 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. B.M. Voogt hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft op 12 december 2022 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 oktober 2022. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Voogt. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L.J.M.M. de Poel.
Het onderzoek ter zitting is vervolgens geschorst.
Het Uwv heeft met een beslissing op bezwaar van 12 mei 2023 het besluit van 12 december 2022 gewijzigd.
Op 4 juli 2023 heeft mr. Voogt namens appellant het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft hiertegen geen bezwaar gemaakt.
Onder toepassing van artikel 8:64, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een nader onderzoek ter zitting achterwege gebleven. Vervolgens is het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, van de Awb gesloten.

OVERWEGINGEN

In artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb is bepaald dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellant is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 12 mei 2023 aan zijn bezwaren tegemoet is gekomen.
De Raad ziet aanleiding om het Uwv te veroordelen in de kosten die appellant redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht begroot op € 2.092,50 (1 punt voor het indienen van een hogerberoepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met wegingsfactor 1 en 1 punt voor het indienen van een schriftelijke zienswijze, met wegingsfactor 0,5). De reiskosten die appellant heeft moeten maken in verband met het bijwonen van de zitting bij de Raad, komen tot een bedrag van € 23,76 voor vergoeding in aanmerking. In totaal bedraagt de proceskostenvergoeding € 2.116,26.
Ook dient het Uwv het door appellant in hoger beroep betaalde griffierecht te vergoeden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 2.116,26;
  • bepaalt dat het Uwv aan appellant het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 136,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door F.M. Rijnbeek, in tegenwoordigheid van M.D.F. de Moor als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 december 2023.
(getekend) F.M. Rijnbeek
(getekend) M.D.F. de Moor