Uitspraak
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 2.116,26;
- bepaalt dat het Uwv aan appellant het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 136,- vergoedt.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 december 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het hoger beroep was ingesteld door mr. B.M. Voogt namens appellant, die in eerste instantie bezwaar had gemaakt tegen een beslissing van het Uwv. Op 12 december 2022 had het Uwv een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarna het onderzoek ter zitting op 26 oktober 2022 heeft plaatsgevonden. Appellant was aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat, terwijl het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. L.J.M.M. de Poel. Na een schorsing van het onderzoek heeft het Uwv op 12 mei 2023 een nieuwe beslissing op bezwaar genomen, die aanleiding gaf tot de intrekking van het hoger beroep door appellant op 4 juli 2023. Appellant verzocht de Raad om het Uwv te veroordelen in de proceskosten, waarop het Uwv geen bezwaar maakte.
De Raad heeft in zijn overwegingen artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) toegepast, dat bepaalt dat indien het bestuursorgaan tegemoetkomt aan de indiener van het beroepschrift, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener in de kosten kan worden veroordeeld. De Raad heeft geoordeeld dat het Uwv in de proceskosten van appellant moet worden veroordeeld, die zijn begroot op € 2.116,26, inclusief reiskosten en griffierecht. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.