ECLI:NL:CRVB:2023:2471

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 december 2023
Publicatiedatum
27 december 2023
Zaaknummer
23/84 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening en terugvordering van AIO-aanvulling in verband met belastingteruggave als inkomen

In deze zaak gaat het om de herziening en terugvordering van de AIO-aanvulling die appellant ontving van de Sociale verzekeringsbank (Svb). De Svb heeft besloten om de AIO-aanvulling van appellant te herzien omdat hij een belastingteruggave van € 268,- heeft ontvangen. De Svb stelt dat deze teruggave als inkomen moet worden aangemerkt, terwijl appellant aanvoert dat de teruggave verband houdt met aftrek van zorgkosten. De Centrale Raad van Beroep heeft op 12 december 2023 geoordeeld dat de belastingteruggave geen verband houdt met zorgkosten en dus als inkomen moet worden aangemerkt. De Raad heeft ook vastgesteld dat de Svb in het bestreden besluit niet voldoende heeft gemotiveerd waarom de teruggave als inkomen moet worden aangemerkt, wat aanleiding geeft tot een proceskostenveroordeling. De Raad vernietigt de aangevallen uitspraak voor zover er geen proceskostenveroordeling is uitgesproken en kent appellant een vergoeding toe voor de gemaakte kosten in beroep en hoger beroep.

Uitspraak

23/84 PW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van
23 december 2022, 22/2833 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Datum uitspraak: 12 december 2023

PROCESVERLOOP

Met een besluit van 15 april 2022 heeft de Svb de aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling) van appellant over het jaar 2021 herzien en een bedrag van € 259,- van hem teruggevorderd. Appellant heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt, maar de Svb is met een besluit van 13 juni 2022 (bestreden besluit) bij de herziening en terugvordering gebleven. Appellant heeft tegen dat besluit beroep ingesteld. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak het beroep ongegrond verklaard.
Appellant heeft hoger beroep ingesteld. De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 31 oktober 2023. Appellant is verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. W. van den Berg.

OVERWEGINGEN

Samenvatting

Het gaat in deze zaak om de herziening en terugvordering van de AIO-aanvulling die appellant ontving. De Svb heeft daartoe besloten omdat appellant een belastingteruggave heeft ontvangen van € 268,- en deze teruggave volgens de Svb als inkomen moet worden aangemerkt. Appellant heeft in hoger beroep, net als in beroep, aangevoerd dat deze teruggave verband houdt met aftrek van zorgkosten, zodat van inkomen dat op de
AIO-aanvulling in mindering moet worden gebracht geen sprake is. De Raad is van oordeel dat de belastingteruggave geen verband houdt met aftrek van zorgkosten en wel als inkomen moet worden aangemerkt. Er is wel aanleiding voor een proceskostenveroordeling, omdat de Svb het bestreden besluit pas in beroep voldoende heeft gemotiveerd.

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellant ontving van de Svb, in aanvulling op een kleine pensioenuitkering en het ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet, een AIO-aanvulling, laatstelijk op grond van de Participatiewet (PW).
1.2.
Op 8 april 2022 heeft appellant aan de Svb gemeld dat hij in verband met de voorlopige belastingaanslag over 2021 van de Belastingdienst een bedrag van € 268,- terugkrijgt.
1.3.
Daarop en in verband met deze teruggave is de onder het procesverloop opgenomen besluitvorming gevolgd.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten.
Het standpunt van appellant
3. Appellant is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Wat hij daartegen heeft aangevoerd, wordt hierna besproken.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het bestreden besluit in stand heeft gelaten. Hij doet dat aan de hand van de argumenten die appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat de Svb de AIO-aanvulling van appellant terecht heeft herzien, maar ook dat de Svb bij het bestreden besluit niet duidelijk heeft gemotiveerd waarom dat het geval is. Appellant heeft om die reden recht op een vergoeding van de door hem in beroep en hoger beroep gemaakte kosten. Hierna legt de Raad uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.1.
Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de belastingteruggave die hij heeft ontvangen geen verband houdt met de aftrek van de door hem gemaakte zorgkosten. Appellant heeft betoogd dat hij zonder die aftrek geen recht heeft op een belastingteruggave. Ter onderbouwing heeft appellant verschillende – via het digitale programma van de Belastingdienst ingevulde – (fictieve) aangiftes inkomstenbelasting overgelegd.
4.2.
Op grond van artikel 31, eerste lid, van de PW worden tot de middelen alle vermogens- en inkomensbestanddelen gerekend waarover de betrokkene beschikt of redelijkerwijs kan beschikken. In elk geval behoort tot de middelen de toepasselijke heffingskorting, als bedoeld in hoofdstuk 8 van de Wet inkomstenbelasting 2001.
4.2.1
Op grond van artikel 32, eerste lid, van de PW wordt onder andere onder inkomen verstaan op grond van artikel 31 van de PW in aanmerking genomen middelen voor zover deze (voorlopige) teruggave van inkomstenbelasting betreffen.
4.2.2.
Ingevolge artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f, van de PW wordt niet tot de middelen gerekend een teruggave van inkomstenbelasting op grond van kosten die niet tot de algemene noodzakelijke bestaanskosten behoren.
4.3.
Zoals de Raad vaker heeft geoordeeld [1] , en dat is tussen partijen ook niet in geschil, wordt een (voorlopige) teruggave inkomstenbelasting in verband met een aftrek van buitengewone (ziekte)kosten niet tot de voor de bijstand in aanmerking te nemen middelen gerekend. In dit geval is er echter geen sprake van een teruggave in verband met aftrek van dergelijke zorgkosten.
4.3.1.
Zoals ook volgt uit de na de zitting bij de rechtbank door de Svb ingediende brief van 15 september 2022, kan dit uit een analyse van de door appellant overgelegde voorlopige en fictieve aangiftes inkomstenbelasting over 2021 worden afgeleid.
4.3.2.
Uit deze aangiftes blijkt dat appellant over 2021 recht heeft op heffingskortingen en dat het recht hierop hoger is dan het bedrag dat appellant op basis van de berekening inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen verschuldigd is.
4.3.3.
Loonheffing is een bedrag voor inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen dat alvast wordt ingehouden op inkomsten uit werk en uitkeringen. In het geval van appellant is over 2021 al een bedrag van € 268,- op zijn pensioen aan loonheffing ingehouden.
4.3.4.
Wanneer de heffingskortingen hoger zijn dan de al betaalde loonheffing, zal de al betaalde loonheffing worden terugbetaald. Deze situatie doet zich in voorliggend geval voor.
Daarom heeft appellant recht op een teruggave van de al ingehouden loonheffing van € 268,-. Deze teruggave houdt dus geen verband met gemaakte zorgkosten, maar met het recht van appellant op heffingskortingen. Zoals ook volgt uit 4.2 en 4.2.1 worden heffingskortingen wel tot de in aanmerking te nemen middelen gerekend en wordt een (voorlopige) teruggave in verband daarmee als inkomen aangemerkt. Dat betekent dat de door appellant ontvangen voorlopige teruggave inkomen is dat op de AIO-aanvulling in mindering moet worden gebracht.
4.4.
Appellant heeft in hoger beroep wel terecht aangevoerd dat de Svb het bestreden besluit niet heeft gebaseerd op een deugdelijke motivering en dat de rechtbank dit niet heeft onderkend. Zoals ook volgt uit 4.3.1 heeft de Svb pas in zijn brief van 15 september 2022, die is ingebracht na de zitting bij de rechtbank, inzichtelijk gemotiveerd waarom de belastingteruggave van € 268,- terecht als inkomen is aangemerkt. Het bestreden besluit is dan ook niet gebaseerd op een deugdelijke motivering. Maar dit is geen reden om het bestreden besluit te vernietigen. Dit motiveringsgebrek kan met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) worden gepasseerd, omdat niet aannemelijk is dat appellant daardoor is benadeeld. Uit 4.3 tot en met 4.3.4 volgt namelijk dat ook als het gebrek zich niet zou hebben voorgedaan, een besluit met dezelfde uitkomst zou zijn genomen.

Conclusie en gevolgen

4.5.
Gelet op 4.4 wordt de aangevallen uitspraak alleen vernietigd voor zover daarbij geen proceskostenveroordeling is uitgesproken en geen griffierechtvergoeding is toegekend. De herziening en terugvordering van de AIO-aanvulling van appellant blijven in stand.
5. Appellant krijgt, gelet op de toepassing van artikel 6:22 van de Awb, een vergoeding van het in beroep betaalde griffierecht tot een bedrag van € 50,- en een vergoeding van de door hem in beroep en hoger beroep gemaakte reiskosten tot een bedrag van in totaal € 64,80. Aan appellant is vrijstelling verleend van het griffierecht in hoger beroep.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • vernietigt de aangevallen uitspraak voor zover daarbij geen proceskostenveroordeling is uitgesproken en geen griffierechtvergoeding is toegekend;
  • veroordeelt de Svb in de kosten van appellant tot een bedrag van € 64,80;
  • bepaalt dat de Svb het door appellant in beroep betaalde griffierecht ter hoogte van € 50,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door E.C.E. Marechal, in tegenwoordigheid van S.S. Blok als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 december 2023.
(getekend) E.C.E. Marechal
(getekend) S.S. Blok

Voetnoten

1.Uitspraak van 23 maart 2010, ECLI:NL:CRVB:2010:BL8828.