ECLI:NL:CRVB:2023:2529
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen intrekking en herziening van bijstandsverlening op grond van de Participatiewet
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, waarin haar beroep tegen een waarschuwing door het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank oordeelde dat appellante geen procesbelang had bij een oordeel over de waarschuwing, omdat deze was ingetrokken. Appellante ontving sinds 18 april 2019 bijstand op grond van de Participatiewet (PW) en had als marginaal zelfstandige gewerkt. Na een onderzoek naar haar inkomsten, heeft het college haar bijstand per 1 januari 2021 ingetrokken en kosten van bijstand teruggevorderd. Appellante maakte bezwaar tegen deze besluiten, maar dit werd ongegrond verklaard. In januari 2022 kreeg zij een waarschuwing opgelegd vanwege een schending van de inlichtingenverplichting. Het college heeft deze waarschuwing later ingetrokken, maar appellante wilde de rechtmatigheid van de eerdere besluiten aan de orde stellen in haar hoger beroep. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat appellante geen procesbelang had, omdat de waarschuwing was ingetrokken en zij het daarmee eens was. De Raad verklaarde het hoger beroep kennelijk ongegrond en wees erop dat appellante het college kan verzoeken om terug te komen van de eerdere besluiten.