Uitspraak
19 2860 WIA
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
24 februari 2009 uitviel als gevolg van een ongeval. Met ingang van 18 mei 2011 is aan appellant een loongerelateerde WGA-uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen toegekend. Deze uitkering is met ingang van 18 mei 2012 overgegaan in een vervolguitkering. De mate van arbeidsongeschiktheid is met ingang van 4 juni 2013 vastgesteld op 67,9%.
12 januari 2022. Hij acht aanvullende cognitieve beperkingen in de rubrieken 1 en 2 van de FML noodzakelijk (herinneren, doelmatig handelen, zelfstandig handelen, volledig voorgestructureerd werk, voorspelbare werksituatie, geen hoog handelingstempo, geen verhoogd persoonlijk risico, eigen gevoelens uiten). Voorts dienen op de datum in geding volgens Van Amelsfoort aanvullende beperkingen aangebracht te worden in de FML voor allergie (contact met nikkel, inhaleren/contact van graspollen en huisstofmijt), voor gehoor dat licht verminderd is en voor krachtige druk op de linker handpalm.
5 september 2018, een uitgebreide anamnese afgenomen en appellant psychisch onderzocht. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 5 september 2018 vermeld dat sprake is van persisterende mentale klachten, cognitieve stoornissen en vermoeidheidsklachten. Hij beschrijft de bevindingen van de psychiatrische expertise van
DC Expertise Centrum van 6 januari 2016 (apathie, lichte cognitieve verschijnselen, lichte depressieve verschijnselen). Bij eigen onderzoek ziet de verzekeringsarts bezwaar en beroep een wat dysfore man, invoelbaar prikkelbaar, die een wat vermoeide indruk maakt en moeite heeft om de aandacht bij het gesprek te houden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft overwogen dat er in de FML forse beperkingen zijn aangenomen, waaronder een urenbeperking waarmee ook rekening wordt gehouden met de vermoeidheidsklachten en de energetische beperkingen. Hij ziet de CBBS-normen hanterend geen steekhoudende medische argumenten om verdergaande beperkingen te onderbouwen. Hij verwacht evenals de primaire verzekeringsarts en de psychiater van DC Expertise Centrum geen substantiële verbetering meer van de belastbaarheid van appellant. Naar het oordeel van de Raad hebben de verzekeringsartsen aldus in het licht van de destijds bekende informatie de belastbaarheid van appellant overtuigend gemotiveerd. Voor de psychische klachten zijn diverse beperkingen opgenomen in de FML (verdelen van aandacht, zelfstandig handelen, niet worden afgeleid, werk zonder veelvuldige storingen en zonder veelvuldige deadlines of productiepieken, conflicthantering, samenwerken, niet te veel collega’s en de nodige structuur). Met de energetische klachten is rekening gehouden door een urenbeperking. De bevindingen van
Van Amelsfoort op basis van het onderzoek op 12 januari 2022 leiden niet tot twijfel aan de conclusies van de verzekeringsartsen van het Uwv. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat appellant zich tijdens dat onderzoek de ervaren belemmeringen ten tijde van de datum in geding niet kon herinneren. Dat is begrijpelijk, maar neemt niet weg dat de verzekeringsartsen zich hebben gebaseerd op onderzoek van appellant kort voor en kort na de datum in geding en aldus een op dat moment actueel beeld van de situatie hadden. Het standpunt van de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat de expertise van Van Amelsfoort een andere interpretatie geeft van de medische feiten is te volgen. De expertise van Van Amelsfoort levert naar het oordeel van de Raad geen gezichtspunten op die aan de conclusies van de verzekeringsartsen van het Uwv over de psychische en energetische beperkingen van appellant doen twijfelen. Ook heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep deugdelijk gemotiveerd waarom er geen aanleiding is voor het aannemen van beperkingen voor allergie. Ook voor beperkingen ten aanzien van gehoor of druk op de linker handpalm was geen aanleiding, nu appellant noch bij de verzekeringsarts noch bij de verzekeringsarts bezwaar en beroep klachten daarover heeft gemeld. Nu er geen twijfel is over de bevindingen van de verzekeringsartsen is er geen aanleiding om, zoals door appellant is verzocht, een onafhankelijk deskundige in te schakelen.