In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op het hoger beroep van appellante tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Vijfheerenlanden. Appellante had een aanvraag ingediend voor ondersteuning op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) en ontving een persoonsgebonden budget (pgb) voor individuele begeleiding. Het college heeft echter het pgb geweigerd, omdat de moeder van appellante onjuiste informatie zou hebben verstrekt over de besteding van het pgb. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard.
De Centrale Raad van Beroep heeft in deze uitspraak geoordeeld dat het onderzoek naar de besteding van het pgb onrechtmatig was, wat betekent dat het college geen feitelijke grondslag had voor zijn standpunt dat de moeder van appellante onjuiste informatie had verstrekt. De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank vernietigd en het beroep van appellante gegrond verklaard. Het college is opgedragen om een nieuwe beslissing op het bezwaar tegen het besluit van 26 juni 2017 te nemen, waarbij het pgb aan appellante moet worden verstrekt. Tevens is het college veroordeeld in de proceskosten van appellante, die zijn begroot op € 3.348,-.