ECLI:NL:CRVB:2023:29
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens ontbreken van beroepsgronden
Op 10 januari 2023 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 22/1511 PW. Het hoger beroep is niet-ontvankelijk verklaard omdat het ingediende beroepschrift geen gronden bevatte. Volgens artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dient een beroepschrift de gronden van het beroep te bevatten. Deze bepaling is ook van toepassing op hoger beroep, zoals vermeld in artikel 6:24 van de Awb.
De appellant, die in hoger beroep ging tegen een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 7 april 2022, werd in de gelegenheid gesteld om het verzuim van het ontbreken van beroepsgronden te herstellen. Dit gebeurde via een brief van 23 mei 2022, waarin een termijn van vier weken werd gegeven. Deze termijn is door de appellant ongebruikt voorbij gelaten.
Vervolgens is de appellant opnieuw in de gelegenheid gesteld om de beroepsgronden in te dienen, met een nieuwe termijn van vier weken, zoals vermeld in een aangetekende brief van 23 juni 2022. Ook deze termijn is niet benut. Er zijn geen redenen aangevoerd die het verzuim zouden kunnen verontschuldigen. Gezien het ontbreken van beroepsgronden is het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, zonder dat verder onderzoek nodig was. De Centrale Raad van Beroep heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.