In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de afwijzing van haar aanvraag om bijstand op grond van de Participatiewet (PW) door het college van burgemeester en wethouders van Utrecht. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat appellante voldeed aan het urencriterium en aan de overige voorwaarden voor zelfstandigen, waardoor zij geen recht had op bijstand op grond van de PW. De rechtbank had het verzoek van appellante om vrijstelling van griffierecht ten onrechte afgewezen. De Raad oordeelde dat alleen de financiële situatie van appellante over de relevante periode van belang was voor de beoordeling van het verzoek om vrijstelling. De Raad heeft de aangevallen uitspraak vernietigd voor zover het de afwijzing van het verzoek om vrijstelling betreft en gelast dat het betaalde griffierecht aan appellante wordt vergoed. De uitspraak is gedaan op 10 januari 2023.