ECLI:NL:CRVB:2023:321

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 februari 2023
Publicatiedatum
22 februari 2023
Zaaknummer
22/323 TOZO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in hoger beroep tegen college van burgemeester en wethouders van Utrecht

Op 22 februari 2023 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 22/323 TOZO. Deze uitspraak betreft een hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Midden-Nederland van 16 december 2021, zaaknummer 21/3462. Het college van burgemeester en wethouders van Utrecht had op 26 januari 2022 hoger beroep ingesteld, maar trok dit beroep op 23 februari 2022 in. Betrokkene, vertegenwoordigd door een gemachtigde, verzocht vervolgens om een proceskostenveroordeling. Het college reageerde hierop en gaf aan bereid te zijn tot vergoeding van één punt wegens proceskosten.

De Centrale Raad van Beroep heeft in deze uitspraak geoordeeld dat, ondanks de intrekking van het hoger beroep, het college op verzoek van betrokkene kan worden veroordeeld in de proceskosten. De Raad heeft vastgesteld dat de kosten die betrokkene redelijkerwijs heeft moeten maken, begroot worden op € 837,- voor verleende rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan door J.J. Janssen, met E. Blijleven-de Vries als griffier, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

Datum uitspraak: 22 februari 2023
22/323 TOZO, 22/610 TOZO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:118 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 16 december 2021, 21/3462 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
het college van burgemeester en wethouders van Utrecht (college)
[betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)

PROCESVERLOOP

Het college heeft hoger beroep ingesteld bij brief van 26 januari 2022.
Namens betrokkene heeft de heer [gemachtigde] (hierna [gemachtigde] ) bij brief van 22 februari 2022 gereageerd.
Bij brief van 23 februari 2022 heeft het college het hoger beroep ingetrokken.
Bij brief van 26 februari 2022 heeft [gemachtigde] namens betrokkene verzocht het college te veroordelen in de proceskosten.
Het college heeft bij schrijven van 11 april 2022 een reactie gegeven op het verzoek om proceskostenveroordeling.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:118, eerste lid, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het hoger beroep door het bestuursorgaan, het bestuursorgaan op verzoek van een partij bij afzonderlijke uitspraak met overeenkomstige toepassing van artikel 8:75 van de Awb kan worden veroordeeld in de proceskosten.
Hoewel in voormeld schrijven van 22 februari 2022 als onderwerp ‘Incidenteel hoger beroepschrift’ is vermeld, gaat het – gelet op inhoud en strekking van het schrijven – om een verweerschrift. Ook het college gaat daarvan uit, zo volgt uit de brief van 11 april 2022. Voorts heeft het college te kennen gegeven bereid te zijn tot vergoeding van één punt wegens proceskosten, zoals betrokkene ook heeft gevraagd.
Gelet hierop wordt het college veroordeeld in de kosten die betrokkene in verband met de behandeling van het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De kosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 837,- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het college in de kosten van betrokkene tot een bedrag van € 837,-.
Deze uitspraak is gedaan door J.J. Janssen, in tegenwoordigheid van E. Blijleven-de Vries als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 februari 2023.
(getekend) J.J. Janssen
(getekend) E. Blijleven-de Vries
Deze uitspraak is gedaan door J.J. Janssen, in tegenwoordigheid van E. Blijleven-de Vries als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 februari 2023.