ECLI:NL:CRVB:2023:368

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
2 februari 2023
Publicatiedatum
28 februari 2023
Zaaknummer
22/1596 WIA-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WGA-uitkering op grond van de Wet WIA wegens termijnoverschrijding van melding toegenomen beperkingen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Noord-Holland. De appellant, die een WGA-uitkering op basis van de Wet WIA had aangevraagd, kreeg deze geweigerd door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op grond van het feit dat zijn melding van toegenomen beperkingen buiten de vijfjaarstermijn viel. De appellant had zich op 16 september 2020 gemeld met klachten die volgens hem waren toegenomen sinds 1 januari 2019, maar het Uwv stelde dat deze melding te laat was gedaan, aangezien de oorspronkelijke weigering van de WIA-uitkering dateerde van 11 april 2013.

De rechtbank had het beroep van de appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraak. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat de melding van toegenomen beperkingen buiten de vijfjaarstermijn viel. De appellant had geprobeerd aan te tonen dat er in de periode van vijf jaar na de oorspronkelijke beslissing sprake was van toegenomen beperkingen, maar de medische gegevens ondersteunden dit niet. De verzekeringsarts bezwaar en beroep had de ingediende medische informatie beoordeeld en geconcludeerd dat er geen bewijs was voor een toename van beperkingen in de relevante periode.

De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat er geen aanleiding was om een deskundige te benoemen, aangezien de beschikbare medische gegevens niet wezenlijk bijdroegen aan de zaak van de appellant. De beslissing van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken.

Uitspraak

22.1596 WIA-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 8 april 2022, 21/1577 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 2 februari 2023
Zitting heeft: T. Dompeling
Griffier: C.G. van Straalen
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 februari 2023. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. B. Wernik. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. C. Roele.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
1.1.
Bij besluit van 27 juni 2013 heeft het Uwv geweigerd appellant met ingang van 11 april
2013 een WGA-uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet
WIA) toe te kennen, omdat de mate van zijn arbeidsongeschiktheid minder dan 35% is. Dat
besluit staat in rechte vast.
1.2.
Appellant heeft zich op 16 september 2020 bij het Uwv gemeld met toegenomen
klachten met ingang van 1 januari 2019. Het Uwv heeft bij besluit van 15 oktober 2020 geweigerd om appellant een WIA-uitkering toe te kennen.
1.3.
Het Uwv heeft het bezwaar van appellant tegen het besluit van 15 oktober 2020 bij
besluit van 23 februari 2021 (bestreden besluit) ongegrond verklaard. Aan het bestreden
besluit is ten grondslag gelegd dat geen recht op WIA kan ontstaan omdat de melding van
toegenomen beperkingen buiten de termijn van vijf jaar na de datum per wanneer is
geweigerd een WIA-uitkering toe te kennen is gedaan.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft in hoger beroep zijn standpunt als ingenomen in beroep gehandhaafd. Hij is van mening dat hij met de ingediende informatie van de oogarts heeft aangetoond dat er in de periode van vijf jaar na 11 april 2013 sprake is van toegenomen beperkingen.
4. Er bestaat geen aanleiding voor een ander oordeel dan de rechtbank in de aangevallen uitspraak heeft gegeven. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de melding van toegenomen beperkingen buiten de vijfjaarstermijn valt. Verder heeft het Uwv ten overvloede alle door appellant ingediende medische informatie beoordeeld. Ook op de in hoger beroep ingediende stukken van de oogarts is gereageerd door een verzekeringsarts bezwaar en beroep. Deze arts heeft afdoende beargumenteerd dat uit de medische gegevens niet kan worden opgemaakt dat de beperkingen in de periode van 11 april 2013 en 11 april 2018 zijn toegenomen. Het is duidelijk dat appellant klachten ervaart, maar een toename van beperkingen blijkt niet uit de beschikbare medische gegevens. Er is dan ook geen aanleiding om een deskundige te benoemen.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten is geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend.) C.G. van Straalen (getekend.) T. Dompeling