ECLI:NL:CRVB:2023:42
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid en geschiktheid van functies in het kader van de WIA
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De appellant, die als bedrijfsleider werkzaam was, had een WGA-uitkering aangevraagd na uitval door gezondheidsklachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 49,35%, maar na bezwaar en een nieuw besluit was dit percentage verhoogd naar 59,83%. De appellant was het niet eens met deze beslissing en stelde dat de geselecteerde functies niet passend waren voor zijn beperkingen.
De rechtbank had het beroep van de appellant tegen het eerste besluit niet-ontvankelijk verklaard en het beroep tegen het tweede besluit ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat er geen medische grondslag was voor de stelling van de appellant dat hij zwaarder beperkt was dan het Uwv had aangenomen. De rechtbank vond dat de beperkingen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) een reële weergave waren van de situatie van de appellant.
In hoger beroep heeft de appellant nieuwe medische informatie ingediend en betoogd dat het Uwv onvoldoende rekening had gehouden met zijn beperkingen. De Centrale Raad van Beroep heeft de medische beoordeling van de rechtbank onderschreven en geoordeeld dat de functies die aan het bestreden besluit ten grondslag lagen, medisch passend waren voor de appellant. De Raad heeft het verzoek van de appellant om een onafhankelijke deskundige te benoemen afgewezen, omdat er geen twijfel bestond over de juistheid van de medische beoordeling. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in proceskosten.