ECLI:NL:CRVB:2023:42

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 januari 2023
Publicatiedatum
11 januari 2023
Zaaknummer
20/2378 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid en geschiktheid van functies in het kader van de WIA

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De appellant, die als bedrijfsleider werkzaam was, had een WGA-uitkering aangevraagd na uitval door gezondheidsklachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 49,35%, maar na bezwaar en een nieuw besluit was dit percentage verhoogd naar 59,83%. De appellant was het niet eens met deze beslissing en stelde dat de geselecteerde functies niet passend waren voor zijn beperkingen.

De rechtbank had het beroep van de appellant tegen het eerste besluit niet-ontvankelijk verklaard en het beroep tegen het tweede besluit ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat er geen medische grondslag was voor de stelling van de appellant dat hij zwaarder beperkt was dan het Uwv had aangenomen. De rechtbank vond dat de beperkingen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) een reële weergave waren van de situatie van de appellant.

In hoger beroep heeft de appellant nieuwe medische informatie ingediend en betoogd dat het Uwv onvoldoende rekening had gehouden met zijn beperkingen. De Centrale Raad van Beroep heeft de medische beoordeling van de rechtbank onderschreven en geoordeeld dat de functies die aan het bestreden besluit ten grondslag lagen, medisch passend waren voor de appellant. De Raad heeft het verzoek van de appellant om een onafhankelijke deskundige te benoemen afgewezen, omdat er geen twijfel bestond over de juistheid van de medische beoordeling. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in proceskosten.

Uitspraak

20 2378 WIA

Datum uitspraak: 11 januari 2023
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 9 juni 2020, 19/2154 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[adres] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. B. van Dijk, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Appellant heeft nadere stukken ingediend. Het Uwv heeft hierop gereageerd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 december 2022. Namens appellant is mr. Van Dijk verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.I. Damsma.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant was laatstelijk werkzaam als bedrijfsleider bij een autogarage voor 40,97 uur per week. Op 2 februari 2017 is appellant voor deze werkzaamheden uitgevallen als gevolg van vermoeidheid en pijnklachten. Bij besluit van 9 januari 2019 heeft het Uwv aan appellant met ingang van 31 januari 2019 een WGA-uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 49,35%, aan appellant toegekend.
1.2.
Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 9 januari 2019. Bij besluit van 7 mei 2019 (bestreden besluit 1) heeft het Uwv het bezwaar van appellant tegen het besluit van 9 januari 2019, onder verwijzing naar een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep van 11 april 2019 en een rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep, ongegrond verklaard.
1.3.
Appellant heeft beroep ingesteld tegen bestreden besluit 1. Vervolgens heeft het Uwv bij nader besluit van 3 december 2019 (bestreden besluit 2), onder verwijzing naar een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep van 12 november 2019 de WGA-uitkering gewijzigd. Deze verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft een aanvullende toelichting gegeven bij een beperking in de FML en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft opnieuw de geselecteerde functies getoetst, een functie laten vervallen en de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant opnieuw berekend en vastgesteld op 59,83%. Appellant kan zich niet met bestreden besluit 2 verenigen. Hij is van mening dat hij zwaarder beperkt is dan het Uwv in acht heeft genomen en dat de geselecteerde functies met SBC-codes 111180 en 264122 niet geschikt zijn.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen bestreden besluit 1 nietontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van procesbelang en het beroep tegen bestreden besluit 2 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft aanleiding gezien het Uwv te veroordelen in de door appellant gemaakte proceskosten en heeft als volgt overwogen. De rechtbank heeft voorstelbaar geacht dat appellant beperkingen ervaart maar er ontbreekt een medische grondslag voor het aannemen van meer beperkingen dan die al zijn neergelegd in de FML. De rechtbank heeft dan ook geoordeeld dat de beperkingen in de FML een reële weergave zijn van de bij appellant bestaande beperkingen. Het Uwv heeft dan ook mogen uitgaan van de medische rapporten. Omdat geen sprake is van gerede twijfel aan de inhoud van de rapporten of de zorgvuldigheid van de besluitvorming en appellant voldoende de mogelijkheid en gelegenheid heeft gekregen om het standpunt van de verzekeringsartsen te betwisten, bestaat volgens de rechtbank geen aanleiding om een onafhankelijke deskundige te benoemen. De rechtbank heeft de stelling van appellant dat er in de functie van 'productiemedewerker industrie' (SBC-code 111180) teveel uren worden gewerkt niet gevolgd omdat met gemiddeld 33,45 uren de belastbaarheid van appellant, die is vastgesteld op maximaal 36 uur per week, niet wordt overschreden. Over de stelling van appellant dat de functie 'machinaal machinebewerker' (SBC-code 264122) niet geschikt is omdat er verplicht een interne opleiding gevolgd dient te worden, heeft de rechtbank geoordeeld dat uit de functieomschrijving volgt dat het geen langdurige opleiding waarbij het te verwachten is dat dit boven het niveau van appellant uitstijgt, betreft. De rechtbank is tot de slotsom gekomen dat door het Uwv voldoende gemotiveerd is dat de geselecteerde functies passend zijn voor appellant.
3.1.
Appellant is het niet eens met de ongegrondverklaring van het beroep tegen bestreden besluit 2 en heeft in hoger beroep aangevoerd dat het Uwv onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn beperkingen. Daarnaast heeft hij met de in beroep overgelegde medische informatie twijfel gezaaid en had de rechtbank een deskundige moeten benoemen om de toereikendheid van de in de rubrieken persoonlijk en sociaal functioneren aangenomen beperkingen, te beoordelen. Gelet op zijn medische beperkingen zijn de voor hem geselecteerde functies niet passend.
3.2.
Het Uwv heeft bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Wat over de medische beoordeling door de rechtbank in de aangevallen uitspraak is overwogen, wordt onderschreven.
4.2.1.
Appellant heeft in hoger beroep nieuwe medische informatie van zijn orthopedisch chirurg en zijn huisarts overgelegd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 16 september 2021 overtuigend gemotiveerd dat de toename van de elleboog- en heupklachten van ruim na de datum in geding is. Dat appellant eerder al klachten van de elleboog en heupen had was bekend. De belasting van de armen en benen werd beperkt geacht en met de klachten is rekening gehouden.
4.2.2.
Appellant heeft verder aangevoerd dat meer beperkingen in het persoonlijk functioneren dienen te worden aangenomen. In zijn rapport van 12 november 2019 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep afdoende toegelicht dat de persoonlijkheidsstoornis in de bezwaarprocedure al bekend was en dat daar toen al beperkingen voor zijn aangenomen. Uit de in beroep overgelegde stukken van GGZ komen volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen wezenlijke nieuwe medische gezichtspunten naar voren. Hij heeft bij het beoordelingspunt conflicthantering de toelichting aangebracht dat appellant beperkt is voor situaties waarbij meningsverschillen en discussies vaak voorkomen in of onderdeel zijn van de werksituatie. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft overtuigend gemotiveerd dat geen aanknopingspunten bestaan voor het aannemen van meer of zwaardere beperkingen.
4.3.
Omdat de noodzakelijke twijfel aan de juistheid van de medische beoordeling van het Uwv ontbreekt, wordt het verzoek van appellant om een onafhankelijk deskundige te benoemen, afgewezen.
4.4.
Uitgaande van de juistheid van de FML van 18 december 2018 wordt met de rechtbank geoordeeld dat de functies die aan het bestreden besluit ten grondslag zijn gelegd, gelet op de aan deze functies verbonden belastende factoren, in medisch opzicht passend zijn voor appellant. Wat betreft de geschiktheid van de voor appellant geselecteerde functies heeft de rechtbank met juistheid overwogen dat deze afdoende is gemotiveerd. Verwezen wordt naar het resultaat functiebeoordeling van de voorbeeldfuncties en de toelichting van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep op de signaleringen van mogelijke overschrijdingen van de belastbaarheid van appellant in de rapporten van 30 april 2019 en 18 november 2019. In het laatstgenoemde rapport heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep de functies ook met juistheid getoetst aan de in 4.2.2 genoemde toelichting van de verzekeringsarts bezwaar en beroep bij het beoordelingspunt conflicthantering.
4.5.
Uit 4.1 tot en met 4.4 volgt dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak moet, voor zover aangevochten, worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door I.M.J. Hilhorst-Hagen, in tegenwoordigheid van M.C.G. van Dijk als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 11 januari 2023.
(getekend) I.M.J. Hilhorst-Hagen
(getekend) M.C.G. van Dijk