Uitspraak
22.1782 WIA
OVERWEGINGEN
WIA-aanvraag heeft het Uwv verzekeringsgeneeskundig onderzoek verricht. De verzekeringsarts is uitgegaan van de diagnoses schouderartrose en depressieve episode en heeft de beperkingen van appellant op 2 september 2014 voor het verrichten van arbeid weergegeven in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 30 juni 2014. Een arbeidsdeskundige heeft op basis van deze FML een aantal functies geselecteerd die appellant geacht wordt te kunnen verrichten en berekend dat het verlies aan verdiencapaciteit op
2 september 2014 37,68% bedroeg. Bij besluit van 7 augustus 2014 heeft het Uwv vastgesteld dat appellant met ingang van 2 september 2014 recht heeft op een loongerelateerde
WGA-uitkering op grond van de Wet WIA. Het bezwaar van appellant tegen dit besluit is bij besluit van 23 december 2014 gegrond verklaard en appellant is meegedeeld dat de loongerelateerde WGA-uitkering met ingang van 17 februari 2015 wordt beëindigd. Aan dit besluit ligt een nieuwe FML van 8 december 2014 ten grondslag. De rechtbank heeft bij uitspraak van 16 december 2015 (AMS 15/617) het beroep van appellant tegen het besluit van 23 december 2014 ongegrond verklaard. De Raad heeft deze uitspraak van de rechtbank bij uitspraak van 3 november 2017 bevestigd (16/581 WIA).
WIA-uitkering toe te kennen. Daaraan ligt het standpunt ten grondslag dat de beperkingen van appellant (uit dezelfde oorzaak) niet zijn toegenomen binnen vijf jaar na de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling per 17 februari 2015. Het bezwaar van appellant tegen dit besluit heeft het Uwv bij besluit van 11 november 2020 (bestreden besluit) ongegrond verklaard. Aan het bestreden besluit ligt een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep ten grondslag.
10 maart 2022 navolgbaar toegelicht dat in de medische stukken geen opvallende tekortkomingen in de cognitieve functies van appellant zijn geconstateerd. Verder zijn de beperkingen die voortvloeien uit de lichte slaapapneu van appellant, destijds al verdisconteerd in de FML van 8 december 2014. Er zijn geen medische gegevens overgelegd waaruit blijkt dat zijn slaapapneu sinds de procedure over beëindiging van zijn WIA-uitkering is verergerd. Het in beroep ingebrachte rapport arbeids-medisch belastbaarheidsonderzoek van 8 juni 2021 van Calder Werkt heeft de rechtbank niet tot een ander oordeel geleid. Met de verzekeringsarts bezwaar en beroep is de rechtbank van oordeel dat de beperkingen die Calder Werkt heeft vastgesteld, waaronder een forse urenbeperking, niet maatgevend zijn voor de beoordeling in een arbeidsongeschiktheidszaak als deze. Een medische onderbouwing van de conclusies van Calder Werkt ontbreekt, terwijl de verzekeringsarts in bezwaar en beroep zijn oordeel wel inzichtelijk van een medische onderbouwing heeft voorzien.
re-integratiemogelijkheden van appellant in kaart te brengen. Dit onderzoek heeft daarmee een ander doel dan de beoordeling door de verzekeringsarts in het kader van de Wet WIA. Er is geen aanknopingspunt voor twijfel aan de juistheid van deze inzichtelijk gemotiveerde toelichting van de verzekeringsarts bezwaar en beroep.