ECLI:NL:CRVB:2023:423
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de geschiktheid van appellant voor arbeid na ziekmelding en beëindiging van ziekengeld
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. Appellant, die als elektromonteur werkzaam was, had zich op 11 september 2017 ziek gemeld en ontving ziekengeld op basis van de Ziektewet. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft vastgesteld dat appellant per 16 december 2018 geen recht meer had op ziekengeld, omdat hij meer dan 65% van zijn loon kon verdienen. Appellant heeft geen bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Later heeft hij zich opnieuw ziek gemeld en is er een verzekeringsgeneeskundig onderzoek uitgevoerd, waaruit bleek dat hij geschikt werd geacht voor bepaalde functies, maar niet voor zijn eigen werk als elektromonteur.
De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, waarbij werd geoordeeld dat de medische rapporten zorgvuldig waren opgesteld. In hoger beroep heeft appellant betoogd dat de verzekeringsartsen onvoldoende rekening hebben gehouden met zijn psychische beperkingen. De Raad heeft daarop psychiater dr. E. van Duijn als deskundige benoemd, die concludeerde dat de beperkingen van appellant niet ernstiger waren dan eerder vastgesteld in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 6 november 2018.
De Raad heeft de conclusies van de deskundige gevolgd en geoordeeld dat appellant op de datum in geding belastbaar was conform de beperkingen in de FML. De Raad heeft vastgesteld dat appellant geschikt is voor de in de FML genoemde functies en heeft het hoger beroep van appellant afgewezen. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.