In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Appellante, werkzaam als patisserie chef, had zich op 29 maart 2019 ziekgemeld en op 29 december 2020 een WIA-uitkering aangevraagd. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft deze aanvraag op 9 maart 2021 afgewezen, omdat appellante minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Na bezwaar en een herbeoordeling door het Uwv, bleef de afwijzing in stand. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, waarbij zij geen aanleiding zag om te twijfelen aan de medische beoordeling van het Uwv.
In hoger beroep heeft appellante herhaald dat haar beperkingen zijn onderschat en dat er een urenbeperking zou moeten worden vastgesteld. De Raad heeft echter geoordeeld dat appellante geen nieuwe medische informatie heeft ingediend die haar standpunt onderbouwt. De door haar ingebrachte informatie van de behandelend psycholoog, die na de datum in geding is opgesteld, biedt geen aanknopingspunten voor een andere conclusie. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en concludeert dat de geselecteerde functies voor appellante geschikt zijn. Het hoger beroep is dan ook ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak is bevestigd.