ECLI:NL:CRVB:2023:432

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 maart 2023
Publicatiedatum
8 maart 2023
Zaaknummer
22/2026 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens ontbreken van beroepsgronden

In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. R.W. baron de Vos van Steenwijk, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag van 13 mei 2022. De Centrale Raad van Beroep heeft op 1 maart 2023 geoordeeld dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is, omdat het ingediende beroepschrift geen gronden bevatte. Volgens artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dient een beroepschrift de gronden van het beroep te bevatten, en deze bepaling is ook van toepassing op hoger beroep.

De gemachtigde van appellante heeft herhaaldelijk om uitstel gevraagd voor het indienen van de gronden, maar ondanks meerdere kansen en termijnen is er geen inhoudelijke reactie gekomen. De Raad heeft appellante herhaaldelijk gewezen op de gevolgen van het niet indienen van de gronden, maar er is geen verontschuldiging of geldige reden voor het verzuim aangetoond.

Uiteindelijk heeft de Centrale Raad van Beroep besloten het hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren zonder verder onderzoek. De uitspraak is gedaan door F.M. Rijnbeek, met J.M. Labage als griffier, en is openbaar uitgesproken op 1 maart 2023. Tegen deze uitspraak staat een mogelijkheid tot verzet open voor belanghebbenden binnen zes weken na verzending van het afschrift.

Uitspraak

Datum uitspraak: 1 maart 2023
22/2026 ZW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van
13 mei 2022, 20/2488 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. R.W. baron de Vos van Steenwijk hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.

OVERWEGINGEN

In artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), is bepaald dat het beroepschrift de gronden van het beroep dient te bevatten. Ingevolge artikel 6:24 van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Het ingediende beroepschrift bevat geen gronden.
Bij brief van 26 juli 2022 is de gemachtigde van appellante in de gelegenheid gesteld dit verzuim binnen vier weken te herstellen.
De gemachtigde van appellante heeft bij brief van 23 augustus 2022 verzocht om uitstel voor het indienen van de gronden.
Bij aangetekende brief van 26 augustus 2022 is aan de gemachtigde van appellante nogmaals de gelegenheid geboden de beroepsgronden in te dienen. Daarbij is een termijn van vier weken gesteld en is de gemachtigde van appellante erop gewezen dat overschrijding van die termijn tot gevolg zal hebben dat de zaak niet inhoudelijk zal worden behandeld.
Bij brief van 21 september 2022 heeft de gemachtigde van appellante nogmaals uitstel voor het indienen van de gronden verzocht.
Bij aangetekende brief van 30 september 2022 heeft de Raad twee weken uitstel aan gemachtigde van appellante verleend, met de mededeling dat nader uitstel niet zal worden verleend. Daarbij is de gemachtigde van appellante er nogmaals op gewezen dat overschrijding van die termijn tot gevolg zal hebben dat de zaak niet inhoudelijk zal worden behandeld.
Bij brief van 13 oktober 2022 heeft de gemachtigde van appellante wederom om uitstel voor het indienen van de gronden verzocht.
Bij brief van 20 oktober 2022 heeft de Raad het verzoek om uitstel afgewezen en is de gemachtigde van appellante in de gelegenheid gesteld om binnen één week de gronden in te dienen. Daarbij is de gemachtigde van appellante er nogmaals op gewezen dat overschrijding van die termijn tot gevolg zal hebben dat de zaak niet inhoudelijk zal worden behandeld.
Bij e-mailbericht van 27 oktober 2022 heeft de gemachtigde van appellante wederom om uitstel voor het indienen van de gronden verzocht.
Niet is gebleken van redenen die een verontschuldiging vormen voor dit verzuim. Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door F.M. Rijnbeek, in tegenwoordigheid van J.M. Labage als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 1 maart 2023.
(getekend) F.M. Rijnbeek
(getekend) J.M. Labage
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.