ECLI:NL:CRVB:2023:432
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens ontbreken van beroepsgronden
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. R.W. baron de Vos van Steenwijk, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag van 13 mei 2022. De Centrale Raad van Beroep heeft op 1 maart 2023 geoordeeld dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is, omdat het ingediende beroepschrift geen gronden bevatte. Volgens artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dient een beroepschrift de gronden van het beroep te bevatten, en deze bepaling is ook van toepassing op hoger beroep.
De gemachtigde van appellante heeft herhaaldelijk om uitstel gevraagd voor het indienen van de gronden, maar ondanks meerdere kansen en termijnen is er geen inhoudelijke reactie gekomen. De Raad heeft appellante herhaaldelijk gewezen op de gevolgen van het niet indienen van de gronden, maar er is geen verontschuldiging of geldige reden voor het verzuim aangetoond.
Uiteindelijk heeft de Centrale Raad van Beroep besloten het hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren zonder verder onderzoek. De uitspraak is gedaan door F.M. Rijnbeek, met J.M. Labage als griffier, en is openbaar uitgesproken op 1 maart 2023. Tegen deze uitspraak staat een mogelijkheid tot verzet open voor belanghebbenden binnen zes weken na verzending van het afschrift.