ECLI:NL:CRVB:2023:436
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en WIA-uitkering in hoger beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, waarin de rechtbank het beroep van appellant tegen een besluit van het Uwv ongegrond heeft verklaard. Appellant, die sinds 2012 arbeidsongeschikt is door darmklachten, heeft in 2014 een WGA-uitkering ontvangen. Na een herbeoordeling in 2021 heeft het Uwv vastgesteld dat appellant per 21 februari 2021 recht heeft op een WGA-uitkering met een arbeidsongeschiktheid van 43,42%. Appellant is het niet eens met deze beoordeling en stelt dat hij volledig arbeidsongeschikt is.
De Centrale Raad van Beroep heeft op 8 maart 2023 uitspraak gedaan. De Raad oordeelt dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat er geen nieuwe medische informatie is overgelegd die de eerdere beoordeling van het Uwv kan ondermijnen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft afdoende gemotiveerd waarom de door de primaire arts aangenomen beperkingen gevolgd worden. De Raad bevestigt dat de functies die aan het bestreden besluit ten grondslag zijn gelegd, in medisch opzicht passend zijn voor appellant.
De Raad komt tot de conclusie dat het hoger beroep van appellant niet slaagt en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.