ECLI:NL:CRVB:2023:437
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en WIA-uitkering na zwangerschapsgerelateerde klachten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 maart 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van het Uwv om haar WIA-uitkering te weigeren. Appellante, die eerder als doktersassistente werkte, heeft sinds 26 september 2017 klachten als gevolg van haar zwangerschap en heeft sindsdien verschillende uitkeringen ontvangen. Na een aanvraag voor een WIA-uitkering op 29 april 2020, heeft een verzekeringsarts vastgesteld dat appellante belastbaar is met inachtneming van bepaalde beperkingen. Het Uwv heeft echter besloten dat appellante minder dan 35% arbeidsongeschikt is, wat leidde tot de weigering van de uitkering.
De rechtbank Noord-Holland heeft het beroep van appellante tegen deze beslissing ongegrond verklaard, waarbij werd geoordeeld dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd. Appellante heeft in hoger beroep haar standpunt herhaald, waarbij zij stelde dat haar beperkingen door rugklachten, slaapklachten en psychische klachten niet adequaat waren beoordeeld. De Raad heeft echter geoordeeld dat het Uwv voldoende gemotiveerd heeft dat de aan de berekening van het arbeidsongeschiktheidspercentage ten grondslag gelegde functies in medisch opzicht geschikt zijn voor appellante.
De Raad heeft de argumenten van appellante niet gevolgd en bevestigd dat het Uwv de belastbaarheid van appellante correct heeft vastgesteld. De wijziging van het maximaal aantal te werken uren van 24 naar 25 uur per week werd niet als een ontoelaatbare relativering van haar beperkingen beschouwd. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.