ECLI:NL:CRVB:2023:444
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in hoger beroep tegen het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep met zaaknummers 21/4418 ZW en 21/4419 ZW. De appellant, vertegenwoordigd door mr. I. Car, heeft hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 4 november 2021. Het hoger beroep werd ingesteld na een nieuwe beslissing op bezwaar van het Uwv op 30 maart 2022. Op 15 juli 2022 heeft de appellant de hoger beroepen ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling van het Uwv. Het Uwv heeft geen verweerschrift ingediend en het onderzoek ter zitting is achterwege gelaten op basis van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht.
De Raad overweegt dat volgens artikel 8:75a van de Awb, indien het bestuursorgaan tegemoetkomt aan de indiener van het beroepschrift, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener in de kosten kan worden veroordeeld. Aangezien het Uwv met de nieuwe beslissing op bezwaar volledig aan de bezwaren van de appellant is tegemoetgekomen, heeft de Raad besloten het Uwv te veroordelen in de proceskosten die de appellant heeft gemaakt. De kosten zijn begroot op € 5.736,-, bestaande uit verschillende punten voor de bezwaarfase, beroepsfase en het hoger beroep.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn beslissing het Uwv veroordeeld tot betaling van dit bedrag aan de appellant. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter F.M. Rijnbeek en griffier H. Alajai.