Uitspraak
22.467 WIA, 22/902 ZW
OVERWEGINGEN
Inzake 22/467 WIA
BESLISSING
- verklaart het hoger beroep tegen aangevallen uitspraak II niet-ontvankelijk;
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 3.348,-;
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om haar een WIA-uitkering toe te kennen. De Centrale Raad van Beroep heeft op 15 maart 2023 uitspraak gedaan. De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek naar de beperkingen van appellante zorgvuldig is uitgevoerd. Appellante had zich op 5 oktober 2017 ziek gemeld met psychische en lichamelijke klachten. Het Uwv had vastgesteld dat appellante met ingang van 3 oktober 2019 minder dan 35% arbeidsongeschikt was, en weigerde haar een WIA-uitkering toe te kennen. Appellante voerde aan dat haar beperkingen waren onderschat en dat er meer beperkingen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) opgenomen hadden moeten worden. De Raad volgde de rechtbank in haar oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig was en dat de FML correct was opgesteld. Het verzoek van appellante om een onafhankelijk deskundige te benoemen werd afgewezen, omdat er geen twijfel bestond over de medische beoordeling van het Uwv.
Daarnaast was er een tweede zaak waarin appellante in hoger beroep ging tegen de beëindiging van haar ZW-uitkering. Het Uwv had in januari 2023 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waardoor de ZW-uitkering van appellante werd voortgezet. De Raad oordeelde dat appellante geen belang meer had bij het hoger beroep tegen de beëindiging van de ZW-uitkering, omdat het Uwv haar tegemoet was gekomen. Het hoger beroep werd niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van procesbelang. De Raad veroordeelde het Uwv in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 3.348,- en bepaalde dat het Uwv het griffierecht van in totaal € 184,- aan appellante moest vergoeden.