Uitspraak
mr. L.J.M.M. de Poel.
OVERWEGINGEN
22 augustus 2019 (het primaire besluit 2) heeft het Uwv geweigerd aan appellant met ingang van 7 oktober 2019 een WIA-uitkering toe te kennen, omdat appellant niet gedurende
104 weken recht heeft gehad op een ZW-uitkering. Het bezwaar van appellant tegen deze besluiten heeft het Uwv bij besluit van 8 april 2020 (het bestreden besluit 1) ongegrond verklaard. Aan het bestreden besluit liggen een gewijzigde FML van 18 maart 2020 en rapporten van 18 maart 2020 van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en van 7 april 2020 van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ten grondslag.
10 februari 2020 (het primaire besluit 3) de ZW-uitkering van appellant met ingang van
12 februari 2020 beëindigd. Het bezwaar van appellant tegen dit besluit heeft het Uwv bij besluit van 8 april 2020 (het bestreden besluit 2) ongegrond verklaard. Aan het bestreden besluit ligt een rapport van 8 april 2020 van de verzekeringsarts bezwaar en beroep ten grondslag. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft geconcludeerd dat de eerder geduide functies voor appellant geschikt zijn te achten.
WIA-uitkering. Volgens appellant is het verzekeringsgeneeskundig onderzoek onzorgvuldig geweest. Tijdens de diverse onderzoeken zijn diverse aanwijzingen/signalen gemist die kunnen duiden op ernstige psychische problematiek. Uit de rapporten van het OCA en uit informatie van de GZ-psycholoog blijkt dat bij appellant sprake is van complexe psychische problematiek. Appellant heeft verzocht om benoeming van een onafhankelijke medische deskundige, omdat er een verschil bestaat tussen de deskundigen omtrent de diagnose en het psychische beeld bij appellant.