ECLI:NL:CRVB:2023:528
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Recht op een WGA-vervolguitkering naar de arbeidsongeschiktheidsklasse van 45 tot 55% en beoordeling van beperkingen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 maart 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) met betrekking tot haar WGA-vervolguitkering. Appellante, die lijdt aan chronische myeloïde leukemie, had eerder een loongerelateerde WGA-uitkering ontvangen, maar het Uwv had haar uitkering omgezet naar een WGA-vervolguitkering, berekend naar de arbeidsongeschiktheidsklasse van 45 tot 55%. Appellante was het niet eens met deze beslissing en stelde dat er onvoldoende rekening was gehouden met haar beperkingen, met name op het gebied van sociaal functioneren en vermoeidheid door medicatie.
De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv een zorgvuldige medische beoordeling heeft uitgevoerd en dat de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) adequaat was. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was om meer beperkingen aan te nemen dan reeds waren vastgesteld. De rechtbank had eerder het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, maar de Raad heeft deze uitspraak vernietigd, omdat het Uwv met het tweede bestreden besluit niet volledig tegemoet was gekomen aan de bezwaren van appellante. De Raad heeft de proceskosten van appellante toegewezen en het Uwv veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht.
De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige medische en arbeidskundige beoordeling bij de vaststelling van arbeidsongeschiktheid en de noodzaak om alle relevante medische informatie in overweging te nemen. De Raad concludeert dat appellante recht heeft op een WGA-vervolguitkering naar de arbeidsongeschiktheidsklasse van 45 tot 55%, maar dat de eerder vastgestelde beperkingen adequaat zijn en geen verdere aanpassingen vereisen.