ECLI:NL:CRVB:2023:551
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WIA-uitkering en arbeidsongeschiktheid van appellante na beëindiging van de WGA-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 maart 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van het Uwv met betrekking tot haar WIA-uitkering. Appellante, die zich op 6 januari 2011 ziekmeldde, ontving aanvankelijk een loongerelateerde WGA-uitkering. Het Uwv heeft echter vastgesteld dat appellante met ingang van 4 januari 2017 geen recht meer had op een WIA-uitkering, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Na een nieuwe ziekmelding in 2017 en een daaropvolgende beoordeling, heeft het Uwv haar een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend vanaf 1 november 2017, maar beëindigde deze per 29 december 2020, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid was vastgesteld op 31,65%.
Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig is verricht en dat haar psychische klachten onvoldoende zijn meegewogen. De Raad heeft echter geoordeeld dat het Uwv voldoende gemotiveerd heeft dat de aan de berekening van het arbeidsongeschiktheidspercentage ten grondslag gelegde functies medisch geschikt zijn voor appellante. De Raad heeft de argumenten van appellante verworpen, onder andere omdat er geen objectieve medische gegevens zijn over de psychotische klachten op de datum in geding. De rechtbank heeft de eerdere beslissing van het Uwv bevestigd, en de Raad heeft deze bevestiging in hoger beroep onderschreven.
De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldig medisch onderzoek en de noodzaak voor appellanten om hun claims met objectieve medische gegevens te onderbouwen. De Raad heeft geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsartsen en heeft de aangevallen uitspraak bevestigd.