ECLI:NL:CRVB:2023:559
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag om bijstand op grond van de Participatiewet wegens onvoldoende bewijs van bijstandbehoevendheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de afwijzing van een aanvraag om algemene bijstand op grond van de Participatiewet (PW). De appellant had zijn aanvraag ingediend op 16 december 2019, maar het college van burgemeester en wethouders van Tilburg heeft deze afgewezen omdat de appellant onvoldoende inlichtingen heeft verstrekt over zijn financiële situatie. De appellant heeft verklaard dat hij in mei of juni 2019 uit zijn huurwoning is gezet en sindsdien dakloos is. Hij heeft echter geen bewijsstukken overlegd die aantonen hoe hij in zijn levensonderhoud heeft voorzien in de periode voorafgaand aan zijn aanvraag.
De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft het beroep van de appellant tegen de afwijzing ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft de appellant aangevoerd dat hij in een crisissituatie verkeerde en dat hij niet in staat was om verifieerbare stukken te overleggen. De Raad heeft echter geoordeeld dat de bewijslast voor het recht op bijstand bij de appellant ligt. De Raad heeft vastgesteld dat de appellant niet de nodige duidelijkheid heeft verschaft over zijn financiële situatie en dat hij niet heeft onderbouwd van wie en tot welke bedragen hij geld heeft geleend.
De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en de afwijzing van de aanvraag om bijstand in stand gelaten. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van het verstrekken van voldoende informatie door de aanvrager van bijstand om recht te kunnen doen gelden op financiële ondersteuning.