Uitspraak
20 3961 ZW
PROCESVERLOOP
.
.
OVERWEGINGEN
€ 1.082,- zal vergoeden. Ook dient het Uwv het door appellante in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht te vergoeden.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft appellante, die als administratief medewerkster werkzaam was, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Limburg. De rechtbank had het beroep van appellante tegen een besluit van het Uwv ongegrond verklaard. Appellante had zich ziek gemeld met psychische klachten en ontving op dat moment een uitkering op grond van de Werkloosheidswet. Het Uwv had vastgesteld dat appellante per 27 mei 2019 geen recht had op ziekengeld op grond van de Ziektewet. Na een gewijzigde beslissing op bezwaar van het Uwv op 21 oktober 2022, waarbij werd vastgesteld dat appellante ongeschikt was voor haar functie, heeft de Raad geoordeeld dat appellante met het hoger beroep heeft bereikt wat zij nastreefde. Hierdoor was er geen procesbelang meer, en werd het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Daarnaast heeft appellante verzocht om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De Raad oordeelde dat de totale duur van de procedure nog geen vier jaar had geduurd, en dat er geen sprake was van een overschrijding van de redelijke termijn. Het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. Wel werd het Uwv veroordeeld tot vergoeding van de wettelijke rente over de na te betalen uitkering en in de proceskosten van appellante, die in totaal € 3.348,- bedragen. De uitspraak werd gedaan door de Centrale Raad van Beroep op 5 april 2023.