In deze zaak gaat het om hoger beroep van appellant tegen de besluiten van het Uwv met betrekking tot zijn WGA-vervolguitkering. Appellant, die sinds 2008 ziek is, heeft in 2010 een loongerelateerde WGA-uitkering ontvangen. De mate van arbeidsongeschiktheid is in 2016 vastgesteld op 61,13% en in 2018 op 45 tot 55%. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, waarbij hij stelt dat zijn beperkingen zijn onderschat en dat hij recht heeft op een IVA-uitkering. De rechtbank heeft de eerdere besluiten van het Uwv bevestigd, maar appellant heeft in hoger beroep verzocht om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De Raad heeft psychiater J.K. van der Veer benoemd als deskundige, die concludeerde dat er geen psychiatrische stoornis kon worden vastgesteld die de klachten van appellant verklaart. De Raad oordeelt dat de beperkingen van appellant niet zijn onderschat en bevestigt de eerdere uitspraken. Tevens wordt de Staat der Nederlanden veroordeeld tot betaling van € 2.500,- schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn en tot betaling van proceskosten van € 418,50.