ECLI:NL:CRVB:2023:741

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 april 2023
Publicatiedatum
20 april 2023
Zaaknummer
22 / 498 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag AOW op basis van verblijf en werk in Nederland

Op 20 april 2023 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende de afwijzing van een aanvraag voor ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW). De appellante, die nooit in Nederland heeft gewoond of gewerkt, had in 2020 een aanvraag ingediend voor AOW. De Sociale verzekeringsbank (Svb) heeft deze aanvraag op 25 mei 2020 afgewezen, omdat appellante niet verzekerd was voor de AOW en geen aanspraak kon maken op huwelijkse tijdvakken. Het bezwaar van appellante tegen deze afwijzing werd door de Svb ongegrond verklaard op 19 februari 2021.

De rechtbank Amsterdam heeft in een eerdere uitspraak op 28 december 2021 het beroep van appellante tegen de beslissing van de Svb ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat appellante niet verzekerd was voor de AOW en dat er geen recht op huwelijkse tijdvakken bestond, omdat niet aannemelijk was dat de voormalige echtgenoot van appellante tijdens hun huwelijk verzekerd was voor de AOW.

In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat zij recht heeft op AOW omdat haar echtgenoot in Nederland verzekerd zou zijn geweest. De Svb heeft echter bevestigd dat de aanvraag terecht is afgewezen. De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat appellante niet heeft betwist dat zij zelf nooit in Nederland heeft gewoond of gewerkt en dat er geen bewijs is dat haar voormalige echtgenoot tijdens hun huwelijk in Nederland verzekerd was. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

22.498 AOW

Datum uitspraak: 20 april 2023
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 28 december 2021, 21/2782 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] , Marokko (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
De Svb heeft in antwoord op vragen van de Raad een schriftelijke uiteenzetting ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 maart 2023. Appellante is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. N. Zuidersma-Hovers.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellante is op 18 december 1963 getrouwd met haar voormalig echtgenoot. Op [datum ] 1977 is zij van hem gescheiden. Op 9 maart 2020 heeft appellante een ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet aangevraagd. In een besluit van 25 mei 2020 heeft de Svb de aanvraag afgewezen.
1.2.
Het bezwaar van appellante tegen dit besluit heeft de Svb in een besluit van 19 februari 2021 ongegrond verklaard. Daarin is vastgesteld dat appellante geen recht heeft op ouderdomspensioen omdat zij nooit in Nederland heeft gewoond of gewerkt en zij geen aanspraak kan maken op huwelijkse tijdvakken.
2. In de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 19 februari 2021 ongegrond verklaard. Volgens de rechtbank is appellante niet verzekerd geweest voor de AOW. Ook is er geen aanspraak op huwelijkse tijdvakken omdat niet aannemelijk is dat de voormalige echtgenoot van appellante tijdens hun huwelijk verzekerd was voor de AOW.
3.1.
Appellante stelt in hoger beroep dat zij recht heeft op ouderdomspensioen omdat haar echtgenoot in Nederland verzekerd zou zijn geweest voor de AOW.
3.2.
De Svb heeft in hoger beroep gesteld dat de aanvraag terecht is afgewezen.
4.1.
Tussen partijen is in geschil of de rechtbank het beroep terecht ongegrond heeft verklaard omdat appellante geen recht heeft op ouderdomspensioen.
4.2.
Appellante heeft niet betwist dat zij zelf nooit in Nederland heeft gewoond of gewerkt en ook niet op een andere (zelfstandige) grond verzekerd is geweest voor de AOW. Verder heeft appellante ingevolge het Algemeen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko van 14 februari 1972 geen aanspraak op ouderdomspensioen op grond van huwelijkse tijdvakken. Niet aannemelijk is dat de voormalige echtgenoot van appellante tijdens hun huwelijk verzekerd was voor de AOW. Bij de Svb zijn geen verzekeringstijdvakken van de voormalige echtgenoot bekend tijdens het huwelijk. Appellante heeft weliswaar gesteld dat de echtgenoot in Rhenen heeft gewerkt, maar daarbij niet vermeld of hij ook tijdens het huwelijk met appellante in Rhenen zou hebben gewerkt. Appellante heeft daarvoor bovendien geen onderbouwing gegeven en in het dossier heeft de Raad er ook geen aanwijzingen voor gevonden. Appellante heeft geen andere gegevens overgelegd die erop kunnen wijzen dat de voormalige echtgenoot tijdens het huwelijk met appellante in Nederland heeft gewoond of gewerkt.
4.3.
Uit overweging 4.1 en 4.2 volgt dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door E.E.V. Lenos, in tegenwoordigheid van E.J. van der Veldt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 april 2023.
(getekend) E.E.V. Lenos
(getekend) E.J. van der Veldt
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH Den Haag) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen over het begrip verzekerde.

DÉCISION

La Centrale Raad van Beroep (Cour d’Appel Centrale) confirme la décision attaquée.
Par consequent, décidée par E.E.V. Lenos en présence de E.J. van der Veldt en qualité de greffier, ainsi que prononcée en public, le 20 Avril 2023.
Les parties disposent d’un délai de six semaines à compter de la date d’envoi pour introduire un pourvoi en cassation contre cette décision devant la Cour de Cassation des Pays-Bas: Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, NL 2500 EH ’s-Gravenhage) au titre de la violation ou de la mauvaise application des dispositions concernant la notion de groupe d’assurés.