ECLI:NL:CRVB:2023:795
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in hoger beroep na intrekking door bestuursorgaan
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 april 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep (zaaknummer 22/387 CRTV) tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 10 januari 2022. De Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (appellant) had hoger beroep ingesteld, maar trok dit beroep in bij brief van 24 november 2022. Betrokkene, vertegenwoordigd door mr. W.J.F. Nieuwenhuis, verzocht de appellant te veroordelen in de proceskosten.
De Centrale Raad van Beroep heeft, onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht, besloten het onderzoek ter zitting achterwege te laten en het onderzoek te sluiten. De Raad overwoog dat op basis van artikel 8:118, eerste lid, van de Awb, het bestuursorgaan op verzoek van een partij kan worden veroordeeld in de proceskosten bij intrekking van het hoger beroep.
De Raad heeft vastgesteld dat de rechtbank in de eerdere uitspraak een proceskostenveroordeling had uitgesproken. De kosten die betrokkene redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met de behandeling van het hoger beroep zijn begroot op € 837,- voor verleende rechtsbijstand. De Centrale Raad van Beroep heeft appellant veroordeeld in deze kosten, die in totaal € 837,- bedragen. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door S.B. Smit-Colenbrander, met H. Alajai als griffier.