ECLI:NL:CRVB:2023:839

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
3 mei 2023
Publicatiedatum
3 mei 2023
Zaaknummer
22/3505 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 mei 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep met zaaknummer 22/3505 ZW. Het hoger beroep was ingesteld door appellante, vertegenwoordigd door een gemachtigde, tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 28 september 2022 (zaaknummer 22/1564). De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is, omdat het griffierecht van € 136,- niet binnen de gestelde termijn was betaald.

De gemachtigde van appellante was op meerdere momenten gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht. In een brief van 15 november 2022 werd appellante geïnformeerd dat het griffierecht uiterlijk 28 dagen na verzending van de brief op de aangegeven bankrekening moest zijn bijgeschreven. Een tweede herinnering volgde op 16 december 2022, waarin opnieuw werd benadrukt dat het griffierecht binnen vier weken na de datum van die brief moest zijn voldaan. Ondanks deze waarschuwingen is het griffierecht niet tijdig betaald, wat heeft geleid tot de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep.

De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat er geen reden is om aan te nemen dat appellante niet in verzuim is geweest. De beslissing is genomen zonder verder onderzoek, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter F.M. Rijnbeek, in aanwezigheid van griffier J.M. Labage, en is openbaar uitgesproken op 3 mei 2023. Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden en het bestuursorgaan de mogelijkheid open om binnen zes weken schriftelijk verzet aan te tekenen.

Uitspraak

Datum uitspraak: 3 mei 2023
22/3505 ZW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van
28 september 2022, 22/1564 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft [gemachtigde] als gemachtigde hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.

OVERWEGINGEN

In artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat van de indiener van het beroepschrift een griffierecht wordt geheven. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Bij brief van 15 november 2022 is de gemachtigde van appellante erop gewezen dat een griffierecht van € 136,- is verschuldigd, en is medegedeeld dat dit bedrag uiterlijk 28 dagen na de dag van verzending van de brief op de in die brief genoemde bankrekening moet zijn bijgeschreven.
Bij aangetekende brief van 16 december 2022 is de gemachtigde van appellante nogmaals gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en is medegedeeld dat het verschuldigde bedrag binnen vier weken na de datum van deze brief dient te zijn bijgeschreven op de in die brief genoemde bankrekening dan wel contant moet zijn betaald. Daarbij is erop gewezen dat als het griffierecht niet tijdig wordt betaald, appellante er rekening mee moet houden dat de procedure niet inhoudelijk behandeld zal worden.
Het griffierecht is niet binnen de termijn betaald.
Op grond van de beschikbare gegevens kan redelijkerwijs niet worden geoordeeld dat appellante niet in verzuim is geweest. Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door F.M. Rijnbeek, in tegenwoordigheid van J.M. Labage als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 3 mei 2023.
(getekend) F.M. Rijnbeek
(getekend) J.M. Labage
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.