ECLI:NL:CRVB:2023:880
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in hoger beroep tegen het Uwv na intrekking van het beroep
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. N. Türkkol, hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De zaak betreft een proceskostenveroordeling na de intrekking van het hoger beroep. Op 6 oktober 2022 heeft het Uwv een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarop appellante op 11 november 2022 het hoger beroep heeft ingetrokken. Appellante verzocht de Raad om het Uwv te veroordelen in de proceskosten die zij heeft gemaakt in verband met de rechtsbijstand in zowel beroep als hoger beroep. Het Uwv heeft geen verweerschrift ingediend en het onderzoek ter zitting is achterwege gelaten.
De Centrale Raad van Beroep heeft overwogen dat, volgens artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten als het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener van het beroepschrift. Aangezien het Uwv volledig aan de bezwaren van appellante tegemoet is gekomen, heeft de Raad besloten om het Uwv te veroordelen in de proceskosten. De kosten zijn begroot op € 1.674,- voor de behandeling in beroep en € 837,- voor de behandeling in hoger beroep, wat een totaalbedrag van € 2.511,- oplevert. Appellante kan zich voor vergoeding van het griffierecht rechtstreeks tot het Uwv wenden.
De uitspraak is gedaan door F.M. Rijnbeek, met H. Alajai als griffier, en is openbaar uitgesproken op 10 mei 2023.