ECLI:NL:CRVB:2023:89

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 januari 2023
Publicatiedatum
17 januari 2023
Zaaknummer
22 / 1362 WSFBSF
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens te late indiening van het beroepschrift

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 januari 2023 uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep van appellant tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Het hoger beroep was ingesteld tegen de uitspraak van 1 juli 2021, maar het beroepschrift was niet tijdig ingediend. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken, die begint op de dag na de bekendmaking van de uitspraak aan de partijen. In dit geval was de laatste dag om tijdig hoger beroep in te stellen 14 augustus 2021, maar het beroepschrift werd pas op 8 april 2022 ontvangen door de Raad van State.

De Raad overweegt dat, hoewel er mogelijkheden zijn voor een na afloop van de termijn ingediend beroepschrift om ontvankelijk te zijn, appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet in verzuim is geweest. Appellant had de mogelijkheid om pro forma hoger beroep in te stellen om de termijn veilig te stellen. De rechtbank had appellant in de eerdere uitspraak al gewezen op de termijn van zes weken. De Raad concludeert dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door D. Hardonk-Prins, in tegenwoordigheid van griffier J.E. Eikelenboom, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

Datum uitspraak: 17 januari 2023
22/1362 WSFBSF
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 1 juli 2021, 20/7395 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (minister)

PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld.

OVERWEGINGEN

Ingevolge artikel 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met de artikelen 6:7, 6:8, 6:9 en 6:11 van die wet geldt het volgende.
De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken. Deze termijn gaat in met ingang van de dag na die waarop de aangevallen uitspraak door middel van de toezending van een afschrift aan partijen is bekendgemaakt.
Een beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Bij verzending per post is een beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
De uitspraak waartegen hoger beroep is ingesteld is op 2 juli 2021 in afschrift aan partijen toegezonden. De laatste dag om tijdig hoger beroep in te stellen was 14 augustus 2021.
Het beroepschrift is op 8 april 2022 digitaal ontvangen door de Raad van State.
Op grond hiervan moet worden geoordeeld dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend.
Ten aanzien van een na afloop van de beroepstermijn ingediend beroepschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Bij brief van 11 mei 2022 is aan appellant gevraagd naar de reden van de termijnoverschrijding.
Appellant heeft daarop bij brief van 3 juni 2022 geantwoord dat een OV-studentenkaart is gevonden, die uitgelezen kan worden. In verband daarmee kunnen meer details over de situatie gedeeld worden dan mogelijk was in de beroepsfase.
Wat appellant heeft aangevoerd, bevat geen grond waarop redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest. De rechtbank heeft appellant er in de aangevallen uitspraak op gewezen dat de beroepstermijn zes weken bedraagt. Om de termijn veilig te stellen had appellant ervoor kunnen kiezen tijdig pro forma hoger beroep in te stellen.
Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Ten overvloede wordt appellant er op gewezen dat hij zich tot DUO kan wenden, voor zover hij een verzoek om kwijtschelding van een openstaand bedrag heeft willen indienen.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door D. Hardonk-Prins, in tegenwoordigheid van J.E. Eikelenboom als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 januari 2023.
(getekend) D. Hardonk-Prins
(getekend) J.E. Eikelenboom
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.