ECLI:NL:CRVB:2023:899
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op ziekengeld na beëindiging van het dienstverband en de geschiktheid voor arbeid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 mei 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een ziekengeldaanvraag van appellant, die eerder als onderhoudsmonteur werkte. Appellant had zich op 3 september 2020 ziek gemeld en ontving op dat moment een uitkering op grond van de Werkloosheidswet. De verzekeringsarts concludeerde dat appellant per 7 juni 2021 weer geschikt was voor zijn laatst verrichte arbeid. Het Uwv verklaarde het bezwaar van appellant tegen deze beslissing ongegrond. De rechtbank Gelderland bevestigde deze beslissing in haar uitspraak van 5 juli 2022.
Appellant voerde in hoger beroep aan dat het medisch onderzoek door het Uwv onzorgvuldig was en dat onvoldoende rekening was gehouden met zijn beperkingen. Hij stelde dat hij niet in staat was zijn eigen werk te verrichten en dat het Uwv een onjuist beeld had van zijn werkzaamheden. De Raad oordeelde echter dat de verzekeringsartsen voldoende rekening hadden gehouden met de medische informatie en dat er geen reden was om te twijfelen aan hun conclusies. De Raad onderschreef het oordeel van de rechtbank en wees het verzoek van appellant om een onafhankelijk deskundige te benoemen af. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.