ECLI:NL:CRVB:2023:943
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid in het kader van de Wet WIA na medisch onderzoek
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 mei 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant, die zich op 22 mei 2017 ziek meldde met rug- en nekklachten. Appellant was voorheen werkzaam als allround productiemedewerker en heeft in het verleden verschillende medische ingrepen ondergaan, waaronder een HNP-operatie aan zijn rug en een operatie aan zijn nek. De verzekeringsarts heeft vastgesteld dat appellant belastbaar is met inachtneming van de beperkingen die zijn neergelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 13 maart 2019. Het Uwv heeft appellant met ingang van 20 mei 2019 een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend, omdat hij op dat moment 56,49% arbeidsongeschikt werd geacht.
In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat hij naast de eerder genoemde klachten ook psychische klachten heeft ontwikkeld en dat hij volledig arbeidsongeschikt is. Het Uwv heeft echter verzocht de eerdere uitspraak van de rechtbank te bevestigen. De rechtbank had het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en de medische en arbeidskundige grondslag van het besluit onderschreven.
De Centrale Raad van Beroep heeft in haar overwegingen vastgesteld dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de door de verzekeringsartsen aangenomen belastbaarheid van appellant. De Raad heeft de argumenten van appellant niet gevolgd en geconcludeerd dat de FML van 13 maart 2019 voldoende recht doet aan de medische situatie van appellant op de datum in geding. De Raad heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.