ECLI:NL:CRVB:2023:965
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ziekengeld en geschiktheid voor maatgevende arbeid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 mei 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, die eerder ziekengeld ontving, had zijn ziekengeld aangevochten na een beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat zijn recht op ziekengeld per 17 september 2018 was beëindigd. De rechtbank had het beroep van de appellant ongegrond verklaard, waarbij een deskundige was ingeschakeld om de medische situatie van de appellant te beoordelen. De deskundige concludeerde dat de appellant geschikt was voor zijn laatst verrichte arbeid als agendabeheerder, wat de rechtbank heeft gevolgd.
In hoger beroep herhaalde de appellant zijn standpunt dat hij arbeidsongeschikt was sinds zijn eerste ziekmelding op 15 november 2017, en dat zijn klachten waren toegenomen. Hij had zowel lichamelijke als psychische klachten, waaronder somatoforme pijnstoornis en obesitas. Het Uwv verdedigde de eerdere beslissing en de Raad beoordeelde of de rechtbank terecht het beroep ongegrond had verklaard. De Raad kwam tot de conclusie dat de rechtbank de gronden van de appellant afdoende had besproken en dat er geen nieuwe medische informatie was overgelegd die tot een ander oordeel zou leiden.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door F.M. Rijnbeek, in tegenwoordigheid van D. Schaap als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 17 mei 2023.