ECLI:NL:CRVB:2024:1198
Centrale Raad van Beroep
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid van de Centrale Raad van Beroep in hoger beroep inzake ANW-rechten
Op 5 juni 2024 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft een beroep van appellante, die in Marokko woont, tegen de beslissing op bezwaar van de Sociale verzekeringsbank (Svb) over haar rechten op grond van de Algemene nabestaandenwet (ANW). De rechtbank had eerder, op 9 september 2020, het beroep van appellante niet ontvankelijk verklaard omdat het beroepschrift te laat was ingediend. Dit oordeel werd in een uitspraak van 15 april 2021 door de rechtbank bevestigd, waarbij het verzet van appellante ongegrond werd verklaard. Appellante heeft vervolgens verzocht om herziening van de uitspraak, maar de rechtbank heeft dit verzoek ongegrond verklaard, omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren aangevoerd.
Tijdens de zitting op 5 juni 2024 is appellante niet verschenen, terwijl de Svb zich liet vertegenwoordigen door mr. J.G. Starreveld. De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak geoordeeld dat hij onbevoegd is om van het hoger beroep kennis te nemen. De Raad heeft aangegeven dat hij zich bevoegd acht om kennis te nemen van hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank op een herzieningsverzoek, maar dat dit niet geldt voor herzieningsverzoeken die betrekking hebben op uitspraken waarvoor geen hoger beroep mogelijk is, zoals in dit geval. De rechtbank had immers beslist op een herzieningsverzoek dat betrekking had op een uitspraak waartegen op grond van de Algemene wet bestuursrecht geen hoger beroep kan worden ingesteld. Daarom heeft de Raad zich onbevoegd verklaard.