ECLI:NL:CRVB:2024:1199

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
5 juni 2024
Publicatiedatum
25 juni 2024
Zaaknummer
23/3125 AOW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van derdenbeslag op AOW-pensioen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 juni 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De appellant, die een AOW-pensioen ontvangt van de Sociale verzekeringsbank (Svb), was in beroep gegaan tegen een besluit van de Svb waarin derdenbeslag op zijn AOW-pensioen was gelegd. Dit beslag was aangevraagd door [X] vanwege een belastingschuld van de appellant bij de gemeente [naam gemeente]. De Svb had in haar besluit rekening gehouden met een beslagvrije voet van € 1.085,- per maand en had vastgesteld dat er in maart 2023 een bedrag van € 211,60 zou worden ingehouden.

De rechtbank had zich onbevoegd verklaard ten aanzien van de rechtmatigheid van het derdenbeslag en het beroep van de appellant tegen het besluit van de Svb ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de Svb volledige medewerking moest verlenen aan het derdenbeslag, zonder de geldigheid en omvang daarvan te mogen beoordelen. De appellant was het niet eens met deze uitspraak en stelde dat het beslag niet rechtmatig was.

De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de Svb binnen de kaders van het beslag had gehandeld. De Raad benadrukte dat de rechtmatigheid en omvang van het beslag niet door de Svb of de Raad zelf konden worden beoordeeld, en dat de appellant deze kwestie alleen aan de civiele rechter kon voorleggen. De Raad vond geen onjuistheden in de besluitvorming van de Svb en concludeerde dat het besluit om uitvoering te geven aan het executoriaal beslag in stand bleef. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

23.3125 AOW-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 18 oktober 2023, 23/1266 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Datum uitspraak: 5 juni 2024
Zitting heeft: M.L. Noort, als lid van de enkelvoudige kamer.
Griffier: C.K. Teunissen.
Appellant is verschenen op de zitting van 5 juni 2024. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. W. van den Berg.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Appellant ontvangt een AOW-pensioen [1] van de Svb. [X] heeft de Svb op 13 januari 2023 verzocht om een bedrag in te houden op het AOW-pensioen, omdat appellant een belastingschuld bij de gemeente [naam gemeente] heeft. Er moet rekening worden gehouden met een beslagvrije voet van € 1.085,- per maand.
Met een besluit van 27 februari 2023 heeft de Svb aan appellant laten weten dat [X] derdenbeslag heeft gelegd op zijn AOW-pensioen en vastgesteld dat in maart 2023 een bedrag van € 211,60 wordt ingehouden. De Svb heeft het bezwaar van appellant met een besluit van 6 april 2023 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft zich onbevoegd verklaard ten aanzien van de rechtmatigheid van het derdenbeslag. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit voor het overige ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten. De rechtbank heeft overwogen dat de Svb volgens vaste jurisprudentie volledige medewerking moet verlenen aan een derdenbeslag, zonder de geldigheid en de omvang daarvan te mogen beoordelen. Ook heeft de rechtbank overwogen dat bij de beoordeling van een betalingsbeslissing ter uitvoering van een gelegd derdenbeslag de geldigheid van dat beslag als een gegeven moet beschouwen. Appellant kan de geldigheid van het beslag alleen aan de civiele rechter voorleggen. De rechtbank heeft overwogen dat zij alleen mag beoordelen of de Svb bij het nemen van zijn beslissing is gebleven binnen het kader van het beslag. Daarover heeft appellant geen gronden aangevoerd.
Appellant is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Volgens appellant is het beslag niet rechtmatig.
Het is vaste rechtspraak dat de Raad bij het uitvoeren van een beslaglegging alleen kan beoordelen of de Svb binnen de kaders van het beslag is gebleven. De Raad beantwoordt die vraag bevestigend. De Svb heeft met de door de deurwaarder opgegeven beslagvrije voet rekening gehouden en daar het besluit op gebaseerd. De Raad heeft daarin geen onjuistheden aangetroffen. De rechtmatigheid en omvang van het beslag kan niet door de Svb of de Raad worden beoordeeld. Dit betekent dat het besluit van de Svb waarmee uitvoering wordt gegeven aan het executoriaal beslag in stand blijft.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) C.K. Teunissen (getekend) M.L. Noort

Voetnoten

1.Algemene Ouderdomswet.