ECLI:NL:CRVB:2024:129

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 januari 2024
Publicatiedatum
22 januari 2024
Zaaknummer
22/3510 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor kosten wasmachine

In deze zaak gaat het om de afwijzing van een aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van een wasmachine. Appellante, een alleenstaande moeder met drie kinderen, heeft bijzondere bijstand aangevraagd omdat haar wasmachine kapot is en zij deze niet kan betalen. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft de aanvraag afgewezen, omdat de kosten niet voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. Appellante heeft in hoger beroep gesteld dat zij niet voldoende heeft kunnen sparen voor de kosten van een vervangende wasmachine, maar de Raad oordeelt dat zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij niet kon reserveren. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank, die het beroep van appellante ongegrond heeft verklaard. De Raad concludeert dat de kosten van een nieuwe wasmachine voorzienbaar waren en dat appellante had moeten reserveren voor deze kosten. De afwijzing van de aanvraag om bijzondere bijstand wordt derhalve terecht gehandhaafd.

Uitspraak

22/3510 PW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 24 oktober 2022, 22/3144 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam (college)
Datum uitspraak: 15 januari 2024

PROCESVERLOOP

Met een besluit van 29 april 2022 heeft het college de aanvraag van appellante om bijzondere bijstand voor de kosten van een wasmachine afgewezen. Appellante heeft daartegen bezwaar gemaakt, maar het college is met een besluit van 15 juni 2022 (bestreden besluit) bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
Appellante heeft tegen dat besluit beroep ingesteld. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak het beroep ongegrond verklaard.
Namens appellante heeft mr. P. van Baaren, advocaat, hoger beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaak ter behandeling aan de orde gesteld op de zitting van 4 december 2023. Partijen zijn niet verschenen.

OVERWEGINGEN

Samenvatting

Het gaat in deze zaak om de afwijzing van een aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van een wasmachine. De vraag is of er in het geval van appellante bijzondere omstandigheden zijn op grond waarvan het college aan haar bijzondere bijstand voor deze kosten had moeten verlenen. De Raad is van oordeel dat dit niet het geval is en dat het college de aanvraag om bijzondere bijstand voor deze kosten terecht heeft afgewezen.

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellante ontvangt sinds 21 maart 2019 bijstand ingevolge de Participatiewet (PW) naar de norm voor een alleenstaande ouder.
1.2.
Op 18 maart 2022 heeft appellante bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van een wasmachine. Appellante heeft aangegeven dat haar wasmachine al drie maanden kapot is en dat een nieuwe wasmachine ongeveer € 500,- kost. De wasmachine is acht tot negen jaar oud. Vanwege de zorg voor haar drie kinderen, de hoge stookkosten en de coronaproblematiek heeft appellante, gezien haar lage inkomen, niet voor deze kosten kunnen reserveren.
1.3.
Met een besluit van 29 april 2022, na bezwaar gehandhaafd bij het bestreden besluit, heeft het college de aanvraag afwezen. Aan het bestreden besluit ligt ten grondslag dat de kosten niet voortvloeien uit bijzondere omstandigheden, omdat de kosten voorzienbaar waren. Het zijn algemeen noodzakelijke kosten waarvoor appellante had kunnen reserveren.
De uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten.
Het standpunt van appellante
3. Appellante is het met die uitspraak van de rechtbank niet eens. Wat zij daartegen heeft aangevoerd wordt hierna besproken.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het besluit om de aanvraag van appellante om bijzondere bijstand af te wijzen, in stand heeft gelaten. Hij doet dat aan de hand van de argumenten die appellante in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep ongegrond is. Hierna legt de Raad uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.1.
Bij de toepassing van artikel 35, eerste lid, van de PW dient eerst te worden beoordeeld of de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd zich voordoen, vervolgens of die kosten in het individuele geval van de betrokkene noodzakelijk zijn en daarna of die kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. Ten slotte dient de vraag te worden beantwoord of de kosten kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, de individuele studietoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm. Op dit punt heeft het bijstandverlenend orgaan ingevolge deze bepaling een zekere beoordelingsvrijheid. De omstandigheid dat de betrokkene al dan niet de mogelijkheid heeft gehad te reserveren voor de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd, is een aspect dat moet worden beoordeeld in het kader van de vraag of de zich voordoende, noodzakelijke kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden.
4.2.
Niet in geschil is dat de kosten van een nieuwe wasmachine zich voordoen en dat de kosten in het geval van appellante noodzakelijk zijn. Het betreft hier een duurzaam gebruiksgoed. De kosten van aanschaf, onderhoud en vervanging van duurzame gebruiksgoederen dienen te worden gerekend tot de incidenteel voorkomende algemene noodzakelijke kosten van het bestaan. Deze kosten dienen daarom in beginsel te worden voldaan uit het inkomen, hetzij door middel van reservering vooraf, hetzij door middel van gespreide betaling achteraf. Afzonderlijke bijstandsverlening voor deze kosten is niet mogelijk, tenzij de kosten noodzakelijk zijn als gevolg van bijzondere omstandigheden in het individuele geval die ertoe leiden dat die kosten niet uit de algemene bijstand en de aanwezige draagkracht kunnen worden voldaan.
4.3.
De vraag is of de kosten in het geval van appellante voortvloeien uit bijzondere omstandigheden en of appellante de mogelijkheid heeft gehad te reserveren voor deze kosten.
4.4.
Appellante heeft aangevoerd dat de kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. Zij heeft aangevoerd dat zij een alleenstaande moeder is met drie minderjarige kinderen en dat zij geen hulp krijgt bij de verzorging van de kinderen. Haar inkomen is laag. Zij kampt met verschillende fysieke klachten. Appellante betwist dat zij de kosten van een wasmachine kon betalen van de bijstandsnorm en dat zij voor deze kosten had kunnen reserveren. Het college heeft hier onvoldoende onderzoek naar gedaan.
4.5.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Het ligt in de eerste plaats op de weg van appellante, als aanvrager om bijzondere bijstand, om aannemelijk te maken dat zij niet kon reserveren voor de kosten waarvoor zij bijzondere bijstand heeft gevraagd en om onderbouwd uit te leggen wat de oorzaak daarvan was. Met de rechtbank moet worden geoordeeld dat de kosten voor een vervangende wasmachine voorzienbaar waren, omdat de wasmachine van appellante acht tot negen jaar oud was. Appellante kon dus voorzien dat de wasmachine eens vervangen zou moeten worden. Zij had om die reden geld opzij moeten zetten voor een nieuwe wasmachine. Dat appellante een inkomen op bijstandsniveau heeft is geen bijzondere omstandigheid, omdat appellante in beginsel geacht wordt van dat inkomen te kunnen reserveren. Appellante heeft wel gesteld maar niet aannemelijk gemaakt dat zij in die acht à negen jaar niet voldoende heeft kunnen sparen om de kosten van een vervangende wasmachine te kunnen betalen. Het college heeft in de enkele stelling dat zij niet kon reserveren geen aanleiding hoeven zien om nader onderzoek te doen. Dat appellante ook kampt met fysieke en geestelijke klachten is evenmin aan te merken als een bijzondere omstandigheid, alleen al omdat appellante ook deze omstandigheden niet heeft onderbouwd.
4.6.
Gelet op het vorenstaande heeft het college terecht de aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van een wasmachine afgewezen.

Conclusie en gevolgen

4.7.
Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat het bestreden besluit in stand blijft.
5. Appellante krijgt daarom geen vergoeding voor haar proceskosten. Zij krijgt ook het betaalde griffierecht niet terug.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door A.M. Rentema-Westerhof, in tegenwoordigheid van M. Ramanand als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 januari 2024.
(getekend) A.M. Rentema-Westerhof
(getekend) M. Ramanand