ECLI:NL:CRVB:2024:1302
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering wegens arbeidsgeschiktheid en medische beoordeling
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de ZW-uitkering van appellante door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) per 3 oktober 2019, op de grond dat zij weer arbeidsgeschikt is voor haar eigen werk. Appellante betwist deze beslissing en stelt dat haar medische beperkingen niet goed zijn ingeschat. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak in hoger beroep behandeld na een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarbij werd vastgesteld dat het medisch onderzoek door het Uwv voldoende zorgvuldig was uitgevoerd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep had appellante op 6 december 2019 als arbeidsgeschikt beoordeeld, wat leidde tot de beëindiging van haar uitkering. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat haar gevoeligheid voor elektromagnetische straling niet is meegewogen in de beoordeling van haar beperkingen. De Raad heeft echter geoordeeld dat er geen aanknopingspunten zijn dat de verzekeringsarts de medische beperkingen van appellante heeft onderschat. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd, omdat appellante haar standpunt niet met medische gegevens heeft onderbouwd. De Raad heeft ook het verzoek van appellante om een deskundige te benoemen afgewezen, omdat er geen twijfel bestaat aan de medische grondslag van het bestreden besluit. De conclusie is dat het hoger beroep niet slaagt en de beëindiging van de ZW-uitkering in stand blijft.