In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. P.W.E. Ros, op 2 juni 2022 hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag van 22 april 2022. Op 9 juli 2024 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in het hoger beroep met zaaknummer 22/1736 PW. De appellante heeft haar hoger beroep ingetrokken na een nieuw besluit op bezwaar van 9 oktober 2023, waarin haar bezwaar tegen het primaire besluit van 7 april 2020 gegrond werd verklaard en haar een bijstandsuitkering werd toegekend. Hierdoor is het bestuursorgaan volledig tegemoetgekomen aan de bezwaren van appellante.
De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat het college van burgemeester en wethouders van 's-Gravenhage in de proceskosten van appellante moet worden veroordeeld. De proceskosten zijn begroot op € 1.750,- voor de procedure in beroep en € 875,- voor de procedure in hoger beroep, wat resulteert in een totaalbedrag van € 2.625,-. Daarnaast moet het college het door appellante betaalde griffierecht in zowel beroep als hoger beroep vergoeden, wat respectievelijk € 48,- en € 136,- bedraagt. De uitspraak is gedaan door C.E.M. Marsé, in tegenwoordigheid van griffier A. Giesen, en is openbaar uitgesproken op 9 juli 2024.