Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 3.249,-;
- bepaalt dat het Uwv aan appellante het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 908,- vergoedt.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. M. de Jong, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 19 mei 2022. De Centrale Raad van Beroep heeft op 10 juli 2024 uitspraak gedaan in deze procedure, waarin het hoger beroep door appellante is ingetrokken. Dit gebeurde nadat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op 6 december 2022 een gewijzigde beslissing op bezwaar had genomen, waarmee het Uwv tegemoetkwam aan de bezwaren van appellante.
De Raad heeft vastgesteld dat, op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de proceskosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener is tegemoetgekomen. De Raad heeft geoordeeld dat het Uwv in dit geval in de proceskosten van appellante moet worden veroordeeld, die in verband met de behandeling van het bezwaar, het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs zijn gemaakt.
De proceskosten zijn begroot op € 3.249,-, bestaande uit kosten voor rechtsbijstand in bezwaar, beroep en hoger beroep. Appellante had verzocht om een integrale kostenvergoeding van € 8.391,75, maar de Raad heeft geoordeeld dat dit niet aan de orde is, aangezien het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) een forfaitaire vergoeding voorschrijft. Daarnaast is bepaald dat het Uwv het door appellante betaalde griffierecht van in totaal € 908,- moet vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken door F.M. Rijnbeek, met S. Pouw als griffier.