Uitspraak
PROCESVERLOOP
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 20 september 2023. Voor appellant is verschenen mr. Fakiri. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. M.J.H.H. Fuchs.
OVERWEGINGEN
Inleiding
Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) ingediend waarna onderzoek heeft plaatsgevonden door een arts en een arbeidsdeskundige van het Uwv. De arts heeft vastgesteld dat appellant bij het verrichten van werkzaamheden beperkingen heeft en die beperkingen neergelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 3 december 2020. Bij besluit van 16 december 2020 heeft het Uwv de aanvraag van appellant om een uitkering op grond Wet WIA afgewezen omdat appellant de wachttijd niet heeft voltooid. Appellant heeft namelijk niet gedurende 104 weken recht gehad op een ZW-uitkering. Zijn
ZW-uitkering is op 14 februari 2021 beëindigd omdat hij meer dan 65% van zijn maatgevende inkomen kan verdienen.
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft vastgesteld dat appellant niet meer geschikt is voor zijn laatste werk. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft vervolgens voor appellant functies geselecteerd en op basis van de drie functies met de hoogste lonen de mate van arbeidsongeschiktheid berekend op 36,08%.
Het oordeel van de Raad
19 augustus 2021 voldoende gemotiveerd waarom zij geen aanleiding hebben gezien om een (preventieve) urenbeperking aan te nemen. De primaire arts heeft toegelicht dat als rekening wordt gehouden met het opgestelde belastbaarheidspatroon geen urenbeperking nodig is en de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft toegelicht dat appellant niet aan de criteria van de Standaard Duurbelastbaarheid in Arbeid voldoet. Appellant is normaal en volledig beschikbaar. Daarnaast zijn er geen preventieve of energetische momenten die een urenbeperking nodig zouden kunnen maken. Op pagina 23 van de Standaard Duurbelastbaarheid in Arbeid, waar appellant tijdens de zitting naar heeft verwezen, staat dat de duurbelastbaarheid alleen op preventieve gronden wordt beperkt bij bepaalde typen aandoeningen. Appellant heeft niet met medische informatie onderbouwd dat bij hem sprake is van een aandoening die gepaard gaat met een patroon van overschrijding van de eigen grenzen met recidief of toename van symptomen. De beroepsgrond van appellant dat vanwege de combinatie van ziekten en klachten een urenbeperking zou moeten worden aangenomen, is ook niet met objectieve medische gegevens onderbouwd. Anders dan appellant stelt, is daar in het dagverhaal ook geen onderbouwing voor te vinden.
Arbeidskundige beoordeling
Conclusie en gevolgen