ECLI:NL:CRVB:2024:1383
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging WGA-uitkering en geschiktheid van geselecteerde functies in het kader van de Wet WIA
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 juli 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de WGA-uitkering van appellant per 13 juli 2023. Appellant, die eerder als chauffeur/belader werkte, had zich ziekgemeld met klachten aan zijn rechterschouder en jicht. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had de WGA-uitkering beëindigd, omdat zij van mening was dat appellant in staat was de door de arbeidsdeskundige geselecteerde functies te vervullen. Appellant was het hier niet mee eens en stelde dat hij meer medische beperkingen had dan het Uwv had aangenomen.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 5 juni 2024, waar appellant werd bijgestaan door zijn advocaat. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend en aanvullende rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen overgelegd. De Raad oordeelde dat het Uwv de WGA-uitkering van appellant terecht had beëindigd, omdat de medische grondslag van het bestreden besluit overtuigend was gemotiveerd. De Raad volgde de rechtbank in haar oordeel dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de juistheid van de FML en dat appellant in staat was de geselecteerde functies te verrichten.
De Raad concludeerde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Tevens werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant, tot een bedrag van € 3.500,-. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige medische beoordeling en de rol van de arbeidsdeskundige bij het vaststellen van de geschiktheid van functies voor arbeidsongeschikten.