ECLI:NL:CRVB:2024:1444
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herbeoordeling van de toekenning van een WGA-uitkering en de mate van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 juli 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van het Uwv over de mate van arbeidsongeschiktheid. Appellant, die zich op 27 mei 2013 ziekmeldde, had eerder een WIA-uitkering ontvangen, maar het Uwv had de mate van arbeidsongeschiktheid per 24 september 2021 vastgesteld op 62,73%. Appellant was het hier niet mee eens en stelde dat hij meer beperkingen had dan het Uwv had aangenomen, waardoor hij de geselecteerde functies niet kon vervullen. De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting op 6 juni 2024, waar appellant werd vertegenwoordigd door mr. C.H.J. Voncken-Crijns en het Uwv door mr. drs. R. Spanjer.
De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid op zorgvuldige wijze heeft beoordeeld. De verzekeringsarts en arbeidsdeskundige van het Uwv hebben onderzoek gedaan en een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) opgesteld. De rechtbank had eerder het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, en de Raad heeft deze overwegingen onderschreven. De Raad concludeert dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de conclusies van het Uwv en dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij de geduide functies niet kan verrichten. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen.