ECLI:NL:CRVB:2024:1479

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 juli 2024
Publicatiedatum
23 juli 2024
Zaaknummer
23/2658 WMO15
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van maatwerkvoorziening voor een gesloten buitenwagen op basis van medische beperkingen

In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. R.A. van Heijningen, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die op 21 juli 2023 een eerder besluit van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft bevestigd. Het college had de aanvraag van appellante voor een maatwerkvoorziening, bestaande uit de (meer)kosten verbonden aan een gesloten buitenwagen, afgewezen. De rechtbank oordeelde dat het college deze afwijzing terecht had gedaan, omdat appellante medisch en functioneel niet aangewezen was op een gesloten buitenwagen. De Raad voor de Rechtspraak, in de persoon van L.M. Tobé, heeft de zaak behandeld op een zitting op 7 juni 2024, waarbij partijen niet verschenen. De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de medische beperkingen van appellante, die onder andere gewrichtsklachten en een longaandoening heeft. Het college had eerder een maatwerkvoorziening in de vorm van een scootmobiel en een pas voor aanvullend openbaar vervoer verstrekt. De Raad concludeert dat de rechtbank terecht het bestreden besluit in stand heeft gelaten, omdat het advies van het Indicatieadviesbureau Amsterdam zorgvuldig was en er geen redenen waren om aan de juistheid ervan te twijfelen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat appellante geen recht heeft op vergoeding van proceskosten of griffierecht, aangezien het hoger beroep niet slaagt.

Uitspraak

23/2658 WMO15
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 21 juli 2023, 22/77 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)
Datum uitspraak: 19 juli 2024

SAMENVATTING

De Raad is het eens met het oordeel van de rechtbank dat het college de aanvraag van appellante om een maatwerkvoorziening bestaande uit (de (meer)kosten verbonden aan) een gesloten buitenwagen terecht heeft afgewezen. Dit betekent dat appellante geen gelijk krijgt.

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. R.A. van Heijningen, advocaat, hoger beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 7 juni 2024. Partijen zijn niet verschenen.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellante is onder meer bekend met gewrichtsklachten en een longaandoening.
1.2.
Met een besluit van 21 september 2017 heeft het college aan appellante op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) een maatwerkvoorziening verstrekt, bestaande uit een scootmobiel, in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb) met een looptijd zes jaar. Daarnaast heeft het college aan appellante een pas voor Aanvullend openbaar vervoer (AOV) verstrekt.
1.3.
Appellante heeft het pgb gebruikt voor de aanschaf van een gesloten buitenwagen.
1.4.
Met een besluit van 1 juni 2021 heeft het college, onder verwijzing naar een advies van het Indicatieadviesbureau Amsterdam (IAB) van 26 mei 2021, de aanvraag van appellante voor een maatwerkvoorziening in de vorm van een gesloten buitenwagen afgewezen. Met een besluit van 21 december 2021 (bestreden besluit) is het hiertegen door appellante gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Volgens het college is appellante medisch en functioneel niet aangewezen op een gesloten buitenwagen en wordt met de al verstrekte maatwerkvoorzieningen een passende bijdrage geleverd aan haar zelfredzaamheid en participatie. De looptijd van het pgb waarmee appellante de gesloten buitenwagen heeft aangeschaft is nog niet voorbij en eventuele meerkosten van onderhoud en verzekering van de gesloten buitenwagen worden niet vergoed.
1.5.
In de beroepsprocedure heeft appellante nadere medische stukken ingebracht. De rechtbank heeft hierin aanleiding gezien het onderzoek ter zitting te schorsen en het college op te dragen bij het IAB een nieuw medisch advies aan te vragen.
1.6.
Op 18 oktober 2022 heeft het IAB een nieuw advies uitgebracht. Volgens de adviserend arts is de combinatie scootmobiel en AOV nog steeds passend ondanks de gewijzigde gezondheidssituatie van appellante. Het college heeft dit advies overgenomen.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat het advies van het IAB zorgvuldig tot stand is gekomen, inzichtelijk en concludent is en dat er geen redenen zijn om te twijfelen aan dit advies. Dit betekent dat het college zich op dit advies mocht baseren. De eventuele meerkosten die het gevolg zijn van de keuze van appellante om in plaats van een scootmobiel een gesloten buitenwagen aan te schaffen hoeven niet voor rekening van het college te komen.
Het standpunt van appellante
3. Appellante is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Volgens appellante zijn haar medische beperkingen onderschat. Zij kan, met name in de koude wintermaanden, onmogelijk een scootmobiel veilig besturen. Volgens appellante is dit voldoende medisch geobjectiveerd.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het bestreden besluit in stand heeft gelaten aan de hand van wat appellante in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt.
4.1.
Wat appellante aanvoert is in de kern een herhaling van wat zij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak uitgelegd waarom dat niet leidt tot vernietiging van het bestreden besluit. De Raad is het eens met het oordeel van de rechtbank en met de overwegingen waarop dat oordeel is gebaseerd en neemt deze overwegingen over. In wat appellante in hoger beroep naar voren heeft gebracht heeft de Raad geen steun gevonden om tot een ander oordeel te komen dan waartoe de rechtbank is gekomen.

Conclusie en gevolgen

4.2.
Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat de afwijzing van de aanvraag voor een maatwerkvoorziening bestaande uit (de (meer)kosten verbonden aan) een gesloten buitenwagen in stand blijft.
5. Omdat het hoger beroep niet slaagt krijgt appellante geen vergoeding voor haar proceskosten en het betaalde griffierecht.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door L.M. Tobé, in tegenwoordigheid van L.C. van Bentum als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 juli 2024.
(getekend) L.M. Tobé
(getekend) L.C. van Bentum