ECLI:NL:CRVB:2024:1479
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van maatwerkvoorziening voor een gesloten buitenwagen op basis van medische beperkingen
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. R.A. van Heijningen, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die op 21 juli 2023 een eerder besluit van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft bevestigd. Het college had de aanvraag van appellante voor een maatwerkvoorziening, bestaande uit de (meer)kosten verbonden aan een gesloten buitenwagen, afgewezen. De rechtbank oordeelde dat het college deze afwijzing terecht had gedaan, omdat appellante medisch en functioneel niet aangewezen was op een gesloten buitenwagen. De Raad voor de Rechtspraak, in de persoon van L.M. Tobé, heeft de zaak behandeld op een zitting op 7 juni 2024, waarbij partijen niet verschenen. De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de medische beperkingen van appellante, die onder andere gewrichtsklachten en een longaandoening heeft. Het college had eerder een maatwerkvoorziening in de vorm van een scootmobiel en een pas voor aanvullend openbaar vervoer verstrekt. De Raad concludeert dat de rechtbank terecht het bestreden besluit in stand heeft gelaten, omdat het advies van het Indicatieadviesbureau Amsterdam zorgvuldig was en er geen redenen waren om aan de juistheid ervan te twijfelen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat appellante geen recht heeft op vergoeding van proceskosten of griffierecht, aangezien het hoger beroep niet slaagt.